Volgend cursiefje heb ik geschreven ter ere van de eerste verjaardag van mijn jongste zoon. En als bij een wonder heb ik er er de Michel Casteelsprijs, editie 2006, mee gewonnnen.
Een pijnscheut in de onderbuik trompettert als een opdringerige sales manager in mijn verschrompeld brein. Ditmaal niet twee voor de prijs van één (het lijkt wel net omgekeerd). Middernacht. De maan beschimpt mijn eenzame strijd om stil te blijven. Twee uur hou ik het vol om mijn gekreun te dempen in mijn hoofdkussen.
'Pamperie-eh'. De feestelijke ochtendstond heeft iets heel anders dan goud in de mond (of in de luier wel te verstaan). Ons fluvie-dufie–harig monstertje scandeert zijn nieuw woordje met een dodelijk uitgerust temperament. Onbewust grijp ik naar mijn buik als bij een vleesgeworden herinnering. Dantes gekir rukt me uit de werkelijkheid.
Manlief heeft net één REM-fase doorlopen op het moment dat mijn gesmoord gekreun dierlijke vormen begint aan te nemen. Twintig weeën later komen we eindelijk aan in het lijkwitte gebouw der leven en waggelen we naar de kamer die de naakte betekenis van het woord 'arbeid' representeert. Een heugelijke gebeurtenis, een wonderlijke openbaring, my ass. Get this thing out of me! Moederliefde is ver te zoeken op een moment dat weeën van 1000 volt je lichaam elektrocuteren. Mijn voornemen om op een natuurlijke wijze 'te werpen' slinkt met de seconde. Niet dat een ziekenhuisbevalling op zich al enigszins natuurlijk aanvoelt. Een steriele kamer, een naald in de arm en een zetpil in een niet nader te benoemen lichaamopening zijn allesbehalve naturel. En dan slingeren de discussies van op het babyforum terug in mijn geest. De verhitte contra’s tegen de epidurale verdoving sissen als vuurslangen. Mijn vruchtwater druppelt in dikke tranen over mijn benen, dooft het vuur der verwijten en brengt mijn weeën in vijfde versnelling. Maar 'mijn bloem' is gestopt met 'openbloeien'.
'Poesje', fluistert Dante en wijst uitbundig naar alles wat beweegt. Poesje Pepsi (geboren tijdens de coca-cola-crisis) is niet zo tuk op onvoorspelbare (en troonrovende) baby’s. Ze is dan ook meedogenloos verbannen uit het zetelkasteel naar een oubollige mand in de berging. Telkens de bel meer gezelligheid aankondigt, springt grote broer als een opgefokte kangoeroe richting voordeur.
Vijf uur en een epidurale later (het spijt me contra-vrouwen voor mijn Westerse zwakte) blijft mijn opening nog steeds op 7 cm steken. Zelfs een slak zou al duizend maal die drie centimeter overbrugd hebben. Mijn arme wederhelft heeft ondertussen een natuurlijke darmspoeling en twee maaltijden de revue zien passeren en ligt uitgeput in een oncomfortabele zetel. Mijn Dante in spe is een sterrenkijker (misschien wel een even grote dromer als ik) en dat is geen ideale bevallingspositie. De positie die ik moet innemen om de baby alsnog te laten draaien is niet zo galant (op handen en knieën – net als een loopse hond). Maar ja, in tijden van prenatale nood is het schaamtegevoel nergens te vinden.
'Mmmmh', zegt Dante instinctief als hij de kleurrijke taart op tafel ziet verschijnen. Eén kaarsje prijkt fier bovenop een marsepeinen Nijntje en schreeuwt: 'Kijk naar mij, ik ben al een echt persoontje'. Grote broer zingt als een koorknaap zijn versie van happy birthday (in de wei staat en koe en de koe zegt a wouf joe).
Ik gil tijdens het persen als een in de ballen getrapte operazanger. Zelfs met de verdoving heb ik het gevoel dat mijn lichaam zich in tweeën splijt. Mijn geest vraagt de scheiding aan van mijn lichaam (Descartes, aidez moi!) . Is het een goddelijke voorzienigheid dat nieuw leven gepaard gaat met onsterfelijke pijnen? Hebben Goed en Kwaad tijdens een theekransje het op een akkoordje gegooid? Moet je eerst de ultieme pijn beleven om het ultieme geluk te ervaren? Kan je überhaupt gelukkig zijn zonder in de ring der ongeluk te hebben geworsteld? Deze en duizenden andere vragen flitsen mij voorbij. Na een laatste pijnkreet word ik gegrepen door een ongrijpbare angst. Mijn baby beweegt niet en ademt niet. Hij wordt van mijn buik gerukt en ik voel me leeg. Twee minuten later (het leek wel twee uren) hoor ik een zacht gesnik. Mijn Danteke heeft het, ondanks zijn moeilijke start, gehaald.
Om acht uur ’s avonds glijden mijn twee engeltjes naar dromenland. Ik trek me mijmerend terug op ons mini-terras waar het twee uur geleden nog gonsde van de familiale drukte.
Het is de mooiste zomerdag geweest die je in oktober maar wensen kan. In de open hemel brengen de helderste hemelslichamen een ode aan mijn sterrenkijkertje. Een jaar geleden zag hij het levenslicht en hij zal eeuwig licht brengen in mijn leven (zelfs in donkere tijden).
Deze woorden zijn voor jou Dante. Ik zal ze je geruisloos toeschuiven op een moment dat de puberale hormonen je geest domineren. Het zijn mijn eerste zinnen van jouw leven. A wouf joe, euh, ik bedoel 'I love you!''
Een pijnscheut in de onderbuik trompettert als een opdringerige sales manager in mijn verschrompeld brein. Ditmaal niet twee voor de prijs van één (het lijkt wel net omgekeerd). Middernacht. De maan beschimpt mijn eenzame strijd om stil te blijven. Twee uur hou ik het vol om mijn gekreun te dempen in mijn hoofdkussen.
'Pamperie-eh'. De feestelijke ochtendstond heeft iets heel anders dan goud in de mond (of in de luier wel te verstaan). Ons fluvie-dufie–harig monstertje scandeert zijn nieuw woordje met een dodelijk uitgerust temperament. Onbewust grijp ik naar mijn buik als bij een vleesgeworden herinnering. Dantes gekir rukt me uit de werkelijkheid.
Manlief heeft net één REM-fase doorlopen op het moment dat mijn gesmoord gekreun dierlijke vormen begint aan te nemen. Twintig weeën later komen we eindelijk aan in het lijkwitte gebouw der leven en waggelen we naar de kamer die de naakte betekenis van het woord 'arbeid' representeert. Een heugelijke gebeurtenis, een wonderlijke openbaring, my ass. Get this thing out of me! Moederliefde is ver te zoeken op een moment dat weeën van 1000 volt je lichaam elektrocuteren. Mijn voornemen om op een natuurlijke wijze 'te werpen' slinkt met de seconde. Niet dat een ziekenhuisbevalling op zich al enigszins natuurlijk aanvoelt. Een steriele kamer, een naald in de arm en een zetpil in een niet nader te benoemen lichaamopening zijn allesbehalve naturel. En dan slingeren de discussies van op het babyforum terug in mijn geest. De verhitte contra’s tegen de epidurale verdoving sissen als vuurslangen. Mijn vruchtwater druppelt in dikke tranen over mijn benen, dooft het vuur der verwijten en brengt mijn weeën in vijfde versnelling. Maar 'mijn bloem' is gestopt met 'openbloeien'.
'Poesje', fluistert Dante en wijst uitbundig naar alles wat beweegt. Poesje Pepsi (geboren tijdens de coca-cola-crisis) is niet zo tuk op onvoorspelbare (en troonrovende) baby’s. Ze is dan ook meedogenloos verbannen uit het zetelkasteel naar een oubollige mand in de berging. Telkens de bel meer gezelligheid aankondigt, springt grote broer als een opgefokte kangoeroe richting voordeur.
Vijf uur en een epidurale later (het spijt me contra-vrouwen voor mijn Westerse zwakte) blijft mijn opening nog steeds op 7 cm steken. Zelfs een slak zou al duizend maal die drie centimeter overbrugd hebben. Mijn arme wederhelft heeft ondertussen een natuurlijke darmspoeling en twee maaltijden de revue zien passeren en ligt uitgeput in een oncomfortabele zetel. Mijn Dante in spe is een sterrenkijker (misschien wel een even grote dromer als ik) en dat is geen ideale bevallingspositie. De positie die ik moet innemen om de baby alsnog te laten draaien is niet zo galant (op handen en knieën – net als een loopse hond). Maar ja, in tijden van prenatale nood is het schaamtegevoel nergens te vinden.
'Mmmmh', zegt Dante instinctief als hij de kleurrijke taart op tafel ziet verschijnen. Eén kaarsje prijkt fier bovenop een marsepeinen Nijntje en schreeuwt: 'Kijk naar mij, ik ben al een echt persoontje'. Grote broer zingt als een koorknaap zijn versie van happy birthday (in de wei staat en koe en de koe zegt a wouf joe).
Ik gil tijdens het persen als een in de ballen getrapte operazanger. Zelfs met de verdoving heb ik het gevoel dat mijn lichaam zich in tweeën splijt. Mijn geest vraagt de scheiding aan van mijn lichaam (Descartes, aidez moi!) . Is het een goddelijke voorzienigheid dat nieuw leven gepaard gaat met onsterfelijke pijnen? Hebben Goed en Kwaad tijdens een theekransje het op een akkoordje gegooid? Moet je eerst de ultieme pijn beleven om het ultieme geluk te ervaren? Kan je überhaupt gelukkig zijn zonder in de ring der ongeluk te hebben geworsteld? Deze en duizenden andere vragen flitsen mij voorbij. Na een laatste pijnkreet word ik gegrepen door een ongrijpbare angst. Mijn baby beweegt niet en ademt niet. Hij wordt van mijn buik gerukt en ik voel me leeg. Twee minuten later (het leek wel twee uren) hoor ik een zacht gesnik. Mijn Danteke heeft het, ondanks zijn moeilijke start, gehaald.
Om acht uur ’s avonds glijden mijn twee engeltjes naar dromenland. Ik trek me mijmerend terug op ons mini-terras waar het twee uur geleden nog gonsde van de familiale drukte.
Het is de mooiste zomerdag geweest die je in oktober maar wensen kan. In de open hemel brengen de helderste hemelslichamen een ode aan mijn sterrenkijkertje. Een jaar geleden zag hij het levenslicht en hij zal eeuwig licht brengen in mijn leven (zelfs in donkere tijden).
Deze woorden zijn voor jou Dante. Ik zal ze je geruisloos toeschuiven op een moment dat de puberale hormonen je geest domineren. Het zijn mijn eerste zinnen van jouw leven. A wouf joe, euh, ik bedoel 'I love you!''
Geen opmerkingen:
Een reactie posten