Jesse’s vingers strelen de afdruk. Maat 44, misschien zelfs 45. Sportschoenen. Ze zet haar blote voet in de afdruk. Maat 37. Ze lijkt zo klein. De dwerg op zoek naar een reus.
Zacht gesnik. Niet uit haar mond. Zij weent enkel inwendig. Voorzichtig beweegt ze zich naar de bron van het eenzame verdriet. Voet voor voet, met de handen voor zich uit. Haar ogen ontwarren uiteindelijk een schim op de golfbreker.

‘Hallo?’ De nacht blijft stil. ‘Wie is er daar?’
‘Niemand.’
‘ Als er niemand is, waarom krijg ik dan antwoord?’
‘Ik ben niemand.’
‘Is niemand dan je naam?’
‘Nee.’
De golfbreker voelt glibberig aan. Ze weet dat haar witte broek het groene sap van de algen zal absorberen, maar toch gaat ze zitten. Naast hem. Dicht. Heel dicht. Ze voelt zijn arm tegen de hare. Hij deinst niet terug. Zij ook niet.
‘Wat doe je hier?’
‘Wat doe jij hier?’
‘ik euh…’ Hoe kan ze dat nu zeggen. Zelfs tegen een vreemde. Al ziet ze hem niet, zijn onbegrip zou in haar ziel knijpen. Ze zwijgt.
‘Zonder hem voel ik me verloren, wil ik verdwijnen en niemand zijn.’
‘Ik ook’, fluistert Jesse zacht.
Minuten tikken weg in het geruis van de zee. Twee schimmen op een golfbreker. Roerloos. Ze vraagt zich af wie hij met ‘hem’ bedoelt. Familie, een vriend, zijn partner? Of misschien ook... Nee, dat kan niet. Of toch?
Ze staren voor zich uit. De hemel is gifzwart. Golven van het donkerste blauw klotsen gretig naast hun lichaam, klaar om hen volledig op te slorpen.
‘Jens.’
‘Jesse.’
Enkele glitters ontsnappen aan de duisternis. Ze ontdekt een sterretje in zijn ogen.
‘Zou hij nog terugkomen?’
‘Ik hoop het.’
Vandaag was het normaal een van de speciale dagen. Het moment waarop hij zichzelf volledig blootgeeft, haar compleet bedwelmd met zijn schoonheid. Ze zou hem Badra noemen en naakt voor hem dansen. Zoals de eerste keer , in Marokko. Hij was al eeuwen bij haar, maar het was op reis dat ze hem pas voor het eerst zag. In zijn volle glorie. Liefde op het 7890ste gezicht. Sindsdien zijn ze onafscheidelijk. Nooit heeft ze behoefte aan anderen. En nu zit ze naast een vreemde, zonder hem.
Het water likt hun benen. Jesse beeft. Jens legt zijn arm over haar schouders. Normaal zou ze het uitschreeuwen en vluchten. Maar in plaats daarvan legt ze haar hoofd op zijn schouders. Zoals vele mensen doen als ze troost zoeken . Ze deelt haar eenzaamheid. Voor het eerst met iemand van haar eigen soort.
Hij streelt haar gezicht. Zijn vingertoppen glijden op haar huid, in haar huid. Ze grijpen haar bij de keel. Ademloos.
De zee omsingelt twee lichamen. De wereld verdwijnt. Zij wordt hem. Hij wordt haar. Maanwezens.
Zacht gesnik. Niet uit haar mond. Zij weent enkel inwendig. Voorzichtig beweegt ze zich naar de bron van het eenzame verdriet. Voet voor voet, met de handen voor zich uit. Haar ogen ontwarren uiteindelijk een schim op de golfbreker.
‘Hallo?’ De nacht blijft stil. ‘Wie is er daar?’
‘Niemand.’
‘ Als er niemand is, waarom krijg ik dan antwoord?’
‘Ik ben niemand.’
‘Is niemand dan je naam?’
‘Nee.’
De golfbreker voelt glibberig aan. Ze weet dat haar witte broek het groene sap van de algen zal absorberen, maar toch gaat ze zitten. Naast hem. Dicht. Heel dicht. Ze voelt zijn arm tegen de hare. Hij deinst niet terug. Zij ook niet.
‘Wat doe je hier?’
‘Wat doe jij hier?’
‘ik euh…’ Hoe kan ze dat nu zeggen. Zelfs tegen een vreemde. Al ziet ze hem niet, zijn onbegrip zou in haar ziel knijpen. Ze zwijgt.
‘Zonder hem voel ik me verloren, wil ik verdwijnen en niemand zijn.’
‘Ik ook’, fluistert Jesse zacht.
Minuten tikken weg in het geruis van de zee. Twee schimmen op een golfbreker. Roerloos. Ze vraagt zich af wie hij met ‘hem’ bedoelt. Familie, een vriend, zijn partner? Of misschien ook... Nee, dat kan niet. Of toch?
Ze staren voor zich uit. De hemel is gifzwart. Golven van het donkerste blauw klotsen gretig naast hun lichaam, klaar om hen volledig op te slorpen.
‘Jens.’
‘Jesse.’
Enkele glitters ontsnappen aan de duisternis. Ze ontdekt een sterretje in zijn ogen.
‘Zou hij nog terugkomen?’
‘Ik hoop het.’
Vandaag was het normaal een van de speciale dagen. Het moment waarop hij zichzelf volledig blootgeeft, haar compleet bedwelmd met zijn schoonheid. Ze zou hem Badra noemen en naakt voor hem dansen. Zoals de eerste keer , in Marokko. Hij was al eeuwen bij haar, maar het was op reis dat ze hem pas voor het eerst zag. In zijn volle glorie. Liefde op het 7890ste gezicht. Sindsdien zijn ze onafscheidelijk. Nooit heeft ze behoefte aan anderen. En nu zit ze naast een vreemde, zonder hem.
Het water likt hun benen. Jesse beeft. Jens legt zijn arm over haar schouders. Normaal zou ze het uitschreeuwen en vluchten. Maar in plaats daarvan legt ze haar hoofd op zijn schouders. Zoals vele mensen doen als ze troost zoeken . Ze deelt haar eenzaamheid. Voor het eerst met iemand van haar eigen soort.
Hij streelt haar gezicht. Zijn vingertoppen glijden op haar huid, in haar huid. Ze grijpen haar bij de keel. Ademloos.
De zee omsingelt twee lichamen. De wereld verdwijnt. Zij wordt hem. Hij wordt haar. Maanwezens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten