zaterdag 13 december 2008

Het boek - deel 2

De realiteit heeft hem geleerd geen hoge verwachtingen te hebben. Sprookjes zijn voor hem illusies om de massa te bedwelmen in een voortplantingsroes. Ware liefde is een onbereikbaar ideaal. Een evolutionaire leugen.

Waarom streven naar iets dat niet echt is? Iets dat je niet kan aanraken? Hij heeft het nooit gedaan. Tot die ene dag. Die ene zalige rotte dag. De dag waarin alles fout liep. De dag waarin de sleur al tot in zijn neusgaten zat. De dag waarin hij alle energie nodig had om gewoonweg te kunnen ademen.

Juist op die klotedag vond hij het boek. Het boek waar hij al weken op zoek naar was. Als een niet alledaags voorteken. Hij kon niet wachten om het open te slaan en zijn getemperde verwachtingen op de proef te stellen.
De wereld verdween, voor de eerste keer in zijn modaal leventje. Als een glimp van wat komen ging.
Een zachte, zoete geur lokte hem uit het boek, naar een onbestaande werkelijkheid.
Zij. Zij! Meer woorden zijn niet nodig. Want ze zijn ontoereikend. Woorden. Een ballast. Hij wist niet dat het verhevene zo simpel kon zijn.


Maar het is te laat. Zijn koers is al bepaald. Hij heeft zijn gematigde toewijding al jaren geleden wettelijk bezegeld. En hij komt nooit terug op beslissingen.
Dus legt hij elke dag hetzelfde verdomde traject af. Ondraaglijk voorspelbaar.

Hij droomt nooit. De nacht is een zwart gat. Hij heeft enkel onvoldragen fantasieën. Ze sterven vooraleer ze ook maar de kans krijgen om geboren te worden. Foetussen. Wriemelende gedrochten in zijn hart.

Maar die enkele seconden. Die onverklaarbare luttele momenten. Hij mixt ze door het beton van zijn bestaan. Het vormt het fundament van een verlangen. Zijn verlangen. Hoe idioot het voor hem ook klinkt. Zijn verlangen.

Wanneer de maan de duisternis inluidt metselt hij een muur in zijn bed. Rode stenen pulseren in zijn innerlijke naaktheid. Met een onverschrokken charme klautert hij op de muur en ziet haar. Voelt haar. Kort maar eeuwig.

dinsdag 2 december 2008

Het boek - deel 1



Ze weet niet hoelang ze het nog volhoudt. Deze poppenkast. Ze is nochtans bedreven, een passionele theaterschrijver in de kelder van het bestaan. Ze krimpt de hele wereld, wast de dag op 100°C en gebruikt het als decor voor haar zinsbegoocheling. Ze knipt de figuren uit papieren emoties, zet ze netjes op een rij. Ze naait de kostuums uit voorgedrukte hoop. Ze recycleert zinloze woorden en geeft ze betekenis. Een ritueel, haar religie.

De nacht werpt de schaduwen op de muur, als projecties van haarzelf. Degene die ze wil zijn. Het leven dat ze wil leiden. Ze is zo professioneel dat ze haar eigen illusie gelooft. En het ging zo goed. Elke dag opnieuw. Tot die ene dag. Die ene rotte zalige dag.

Hij was daar.
Hij was ‘daar’.
‘Hij’ was daar.

En hij is nog steeds daar, elke dag. Op het moment dat de wereld rondom haar slaapt wekt ze hem tot leven. Ze zet hem neer in de grote stadsbibliotheek. Zijn gezicht verborgen achter een boek. Het boek waar ze al weken op zoek naar is. Hij kijkt op. Ogen waar ze gans haar leven op zoek naar is.

Maar het is te laat. Ze heeft haar leven al gevuld. Niet dat die vulling slecht smaakt. Het is…het is middelmatig. Haar fucking leven is middelmatig. Nep fantastisch.

Ze giet enkele seconden in een vaste toestand. Een sculptuur, zo akelig volmaakt. Ze sterft. En het voelt goed. Veel te goed. Toch wordt ze elke morgen wakker, wordt ze begroet door hetzelfde gezicht, drinkt ze thee uit dezelfde tas en trekt ze dezelfde jas aan. Om 8u05 trekt ze de deur achter zich dicht en tussen 18u00 – 18u30 steekt ze de sleutel in hetzelfde klote sleutelgat.

woensdag 19 november 2008

Ik tel tot tien en zwijg

Een, ben jij.

Twee personen gegoten in een ziel.

Drie wensen zijn een overdaad voor een wezen dat alles heeft en maar één ding wil.

Vier bruggen zou ik bouwen over de oceaan des doods met niets anders dan legoblokjes en twee trillende handen.

Vijf pentagrammen in de vijf hoeken van een duivels vierkant zijn niet zo bijzonder als jij.

Zes soldaten sneuvelen in een zinloze oorlog met het gezicht van hun geliefde in mijn ogen gebrand.

Zeven maal zeven wonderen zullen verschijnen de dag dat je naast me bent.

Acht keer de afstand van de aarde naar de zon, verblijf jij in een andere wereld en toch voel ik jou in mij stralen.

Negen dagen zou ik slapeloos op je wachten, als een nimmer dovend vuurvliegje.

Tien tot de tiende keer wil ik het onuitgesprokene schreeuwen in de open stilte.

donderdag 13 november 2008

Woorden schat

Hoe verkondig je als mens iets voor de allereerste keer?
Waar ligt de schatkist met de meest zeldzame woorden begraven?
Sinds de verlichte mens de wereld naar zijn hand kneedde zijn ze mysterieus verdwenen. Bestaan ze werkelijk of zijn ze zoals vele dingen een hoopgevende illusie?
Want geef nu toe. Alles is al gezegd. Alles is al geschreven. Alle combinaties zijn gevormd.

Wat rest me nog?
Ik weiger de woorden van een ander te lenen, want het zijn niet de mijne, niet de jouwe en zeker niet de onze.
Wat moet ik doen? Hoe kan ik je ogen openen zonder de mijne te sluiten?

Ik zou dansen op het hoofd van een sfinx. Ik zou elk korreltje zand door mijn vingers laten glijden. Op zoek naar dat ene druppeltje in een droge woestijn. Ik zou het voor eeuwig over mijn lippen laten rollen, zonder te drinken.

Maar alles is al gezegd.
Alles is al geschreven.
Ik kan geen kant op.
Woorden zijn mijn gevangenis.
Ik zwijg.
Tot jij mij bevrijdt.

zondag 9 november 2008

Basiscursus wiskundig liefdesverdriet

1 plus 1 is 2.

1 min 1 is 0.

1 min 1 is nooit 2. Zelfs al is je liefde + ∞

Maar ik weet het, het lijkt of de omtrek van jouw cirkel niet langer 2πr is. Plots besef je dat jouw som een verschil is geworden. Ooit waren jullie het koppel van het punt in een stijgende rechte. Nu zijn jullie ontbonden in factoren.


X is een onbekende geworden. In een vergelijking zonder oplossingen.


Al is je hoop ongelimiteerd, ik moet het je toch zeggen. Je moet niet bedreven zijn in kansrekening om te weten hoe klein de mogelijkheid is.

Wat je ook doet, de uitkomst blijft negatief en zal ook nooit meer positief worden. - ∞ plus 1 blijft immers - ∞.

Hoe hard het ook klinkt: jij bent de nul waarmee je zijn getal niet delen mag. Je bent het negatief getal onder zijn vierkantswortel.

Maar asjeblieft, laat je geloof in de liefde niet kelderen. Een breuk hoort nu ook eenmaal tot R. En geloof me, in R zitten ook veel mooie natuurlijke getallen.

Kop op, de verzameling van je moed is groter dan je denkt.

Hoe complex de opgave nu ook lijkt, je zal de uitkomst vinden. Dat weet ik zeker, want 1 gedeeld door 1, blijft immers 1!

Voor Dean (1 uit de duizend!).

zaterdag 25 oktober 2008

Ze is

Zij heeft twee levens

Ze zal maar één keer sterven

Hier blijf ze eeuwig bestaan

Tussen nullen en enen

Een virtuele echo in de poel des levens
Telkens er iemand op haar klikt, zal haar hart bonzen

Als een pulserende ster in de oneindigheid

Tijd zal haar woorden niet verbleken

Zij heeft het gevonden

Het antwoord

In een wereld die het lichaam overstijgt

Een ziel

Ze is

zaterdag 11 oktober 2008

Federatie van het licht - deel 2

(lees eerst deel 1)

Heb je deze avond al eens naar de hemel gekeken? Heb je gezien dat de sterren helderder zijn dan ooit? Alsof ze opgeblonken zijn door een mega poetsdoek...

Wat zou een vlieg tegen je zeggen moest het kunnen praten? Heerlijke strontgeur vandaag? Wat zeg je als mens tegen een superieur wezen? Hoe zou je het wezen overtuigen dat wij, als mensheid, het waard zijn om ook maar enige aandacht aan te schenken? Geef me één goede reden waarom de alien geen intergalactische mepper zou nemen en ons in een slag zou neerhalen.

Mevrouw Blossom noemt zichzelf een medium. Als ik naar haar foto kijk, zou ik haar eerder een 'large' noemen. Ze kreeg op 22 augustus nog eens de kans om te communiceren met de federatie van het licht. Ze opent het contact met volgende zin: 'Er is veel gaande op aarde in voorbereiding op jullie komst. Ik hoop dat jullie je schip al aan het oppoetsen zijn, want jullie moeten er piekfijn uitzien.'

What the f*ck? Ja, alienskens van uiteinde van het heelal, begin maar te kuisen. Ik zie ze daar al lopen, met hun emmerkes water en Cilit Big Bang, collectief zingend: 'En we gaan nog niet naar huis, belange niet, belange niet.' Na de grote herfstschoonmaak, vergaderen ze met als onderwerp 'er piekfijn uitzien'. Wat bedoelt deze lagere levensvorm? Moeten we ons grijs lijveke bedekken met stoffen van overgewaarde ontwerpers? Moeten we vreemde voorwerpen in ons lichaam planten om er voller en jonger uit te zien? Moeten we in de spiegel kijken en zeggen dat we dik en lelijk zijn? En zo debatteren ze tot in de vroege uurtjes. Donkere wallen zetelen zich onder hun grote zwarte ogen. Ik zou zo zeggen: laat de theezakjes maar aandraven.

Als al dat gepalaver het grote schema maar niet in het gedrang brengt. Straks komen ze, zoals vele vrouwen met een uitgesproken narcistisch trekje, te laat. Omdat ze niet wisten wat aan te trekken. En ja, waarde mevrouw Blossom, als dat gebeurt, draag jij de verantwoordelijkheid! Jij laat de oppervlakkigheid nog maar eens zegevieren!

vrijdag 10 oktober 2008

Federatie van het licht - deel 1

Dames, heren en transseksuelen. Wijsgerigen en randdebielen. Hoogwaardigheidsbekleders en uitschot van de maatschappij. Familieleden van het zevende knoopsgat. En ja, ook jij. Ja jij! Jij virtueel verdwaalde sterveling! Het is bijna zover. Embrace yourself. Tel de uren af. Ons wereldbeeld zal grondig door elkaar geschud worden. Houd je vast aan de takken van de bomen en kijk naar omhoog. Je zult je ogen niet geloven.

Heb je al gehoord van een zekere Blossom Goodchild? Ik geef het toe, ik had ook nog nooit van haar gehoord. Ze is een Australische actrice en schrijfster (waarschijnlijk lid van de derderangs club). Zij heeft de hele wereld op z’n kop gezet! Met wat vraag je je af? Heb ik nu iets gemist? Met gechannelde informatie over de verschijning van een gigantisch buitenaards ruimteschip. Gechannelde informatie? Ja, je leest het goed, gechannelde informatie. De aliens planten informatie in haar brein. Waarschijnlijk omdat er bij haar toch veel ruimte is. Een gigantisch buitenaards ruimteschip? Zeg, mensen je hebt toch zeker wel Indepence Day gezien? De aliens noemen zich ‘de Federatie van Licht’en zullen laten zien dat er leven elders in het universum is. Geef toe, wie heeft er nu nog nooit een stijve nek gehad van naar boven te turen? Wie heeft zich nog nooit afgevraagd wat zich in die eindeloze leegte afspeelt? Ik alvast wel.

Maar voor mij wordt de gebeurtenis extra groot, want we zijn voortbestemd, dat weet ik zeker. Ik heb de puntjes van het lot verbonden.

Welke puntjes? Ja, ik hoor je al denken. Ik heb ook speciale gaven. Verdorie, je gelooft me niet he? Wacht maar ik zal je eens de rilling van je leven bezorgen. Op 1 augustus 2008 maakte dame Blossom bekend dat een ruimteschip in de lucht zal verschijnen voor een periode van drie dagen. 1 augustus is mijn verjaardag. Drie is mijn lievelingsgetal. Stom toeval zou je kunnen denken. Maar wacht, er komt meer.
De buitenaardse wezens zullen zich uiten op 14 oktober 2008. Dat is tevens de magische dag dat mijn jongste zoontje 4 jaar wordt. Zeg nu zelf, dat kan toch geen toeval zijn? En het strafste: Dante keek al naar de sterren voor hij geboren werd. Als het ultieme voorteken.

Wat de aliens voor ons in petto hebben, dat weet ik niet zeker. Voor zo een geavanceerd ras zijn ze toch niet zo duidelijk in hun communicatie. Zijn wij de eerste die hen in levende lijve mogen aanschouwen of is Dante één van hen, vermond als een onschuldig kind? Ik denk het laatste. Nee, eigenlijk weet ik het zeker. Mijn sterrenkijker komt van de sterren. Hij is momenteel ziek, waarschijnlijk een bijwerking van de beginnende transformatie. Ik heb het altijd geweten dat hij speciaal is. En nu kan ik het niet meer ontkennen: hij is niet van deze wereld.


Voor zijn verjaardag heb ik het ideale cadeau gevonden: de piramide van playmobil. Speelgoed voor een kind, een cadeau met een bijzondere symbolische betekenis voor een buitenaards wezen. Een piramide werd door de oude Egyptenaren immers gezien als een trap naar de hemel of als de oerheuvel waaruit alle leven is ontstaan. Alleen vraag ik me nu af of ik nu nog pannenkoeken moet bakken of niet. Ik weet helemaal niet of een alien pannenkoeken eet. Misschien prefereert hij een broodje met zwavelzuur. Of moddersoep, want dat maakt hij nu ook al zelf. En zal hij nog tevreden zijn met kinderchampagne? Moet ik nog pampers kopen? Deze en andere praktische vragen houden mij wakker. Je wordt niet elke dag mama van een ruimtewezen. Hoe zal ik met hem moeten communiceren? Zal hij praten zonder de lippen te bewegen? Rechtstreeks in mijn hoofd? Ik hoop van niet. Want dan zal ik nooit mijn oren kunnen sluiten. Soms heb ik het gevoel dat hij nu al een andere taal spreekt. Zo lijkt hij bijvoorbeeld helemaal niet meer te weten wat het woordje 'nee' betekent. En wat zal het geven als hij zich plotseling sneller dan het licht kan voortbewegen? Snik, geen enkel kind zal nog tikkertje met hem willen spelen.


En weet je waar ik me het meeste zorgen over maak? Hoe zal ik hem beschermen? Dante zal beroemder worden dan de paus en Michael Jackson (op zijn hoogtepunt) samen. Moet ik nu ook een glazen mobiel kastje kopen? Of doe ik beter een bod op Never Never land? Zal hij nog naar school kunnen gaan? Zal hij überhaupt nog naar school mogen gaan?

En het allerergste, hetgeen mijn moederhart het diepste raakt, is de volgende vraag: Zal hij ook veel vijanden hebben? Mensen die zich bedreigd voelen. Want, geef nu toe, hij wordt zo een beetje de nieuwe Jezus en we weten allemaal hoe dat verhaal afgelopen is...

zondag 28 september 2008

Heidy

Er zijn twee soorten verliefdheden.

Bij de eerste wil je zingen, huppelen over het veel te groene gras, zijn naam fluisteren, hartjes tekenen, naar de wolken kijken, de vogeltjes begroeten. Het kind in je ontwaakt en je wil er mee spelen. De wereld verdwijnt en wordt herschapen in zachte materialen waarin je eeuwig weggezakt. Je gedraagt je idioot en het kan je geen reet schelen. Zelfs Tinky Winky, Dipsy, Laa Laa en Po komen niet meer over als vette, irritante, zelfmoordinducerende leeghoofden. Nee, je wil ze niet langer neerknallen, je wil ze, slik, omhelzen. Je wil ze niet in een vat ruwe olie stampen en over hun plastieken heuvel rollen. Nee, Je wil met hen tubbie toast eten. Zonder te kotsen! WEEEEEE!! Nog tubbie toast! Je wil niet de belachelijke stofzuiger in hun gigantisch gat steken en hun ingewanden eruit slurpen. Nee, je wil met hen dansen, vrolijk de dikkerd uithangen.

Bij de tweede soort wil je huilen, tegen de muur lopen, naar depri muziek luisteren, een vloek uitspreken, hem verscheuren, opeten en weer uitspuwen. Lucifer in je ontwaakt. En hij is klaar voor een feestje. De wereld verdwijnt en wordt herschapen in ruwe, grauwe materialen waaraan je je eeuwig snijdt. Je wil alle love songs op een grote stapel gooien, een kampvuur maken. En net wanneer knuffelrock top 100 en andere sentimentele bullshit op weg zijn naar de hel, wil je erin springen. Je wil ze van het vuur bevrijden. Het roet met je verbrande vingers er afwrijven. Het kromgetrokken schijfje in je cd-speler wringen. Duizend keer op play drukken. Verdomme werk dan toch! Rotding! Jij godverdomste klootzak! Je wil de cd-speler van de kast rukken en op de grond rammen. Je wil wiegen met de misvormde cd-speler in je armen. Heen en weer. Al daverend schreeuwen.

Heidy kent enkel de tweede soort verliefdheid. Nee, ze WIL alleen maar de tweede soort. Ze trekt het aan en nooit meer uit. Ze wentelt zich erin als een varken in de modder. Roze wordt bruin. De kleur van stront. De realiteit. Haar realiteit...

Het vervolg van dit verhaal zal je terugvinden in mijn verhalenbundel.

dinsdag 23 september 2008

Time is running out - so find the feeling

De laatste maanden negeer ik de symptomen. Symptomen van een ziekte. DE ZIEKTE. Ik wil er een diepe put voor graven. De ziekte erin gooien zonder enig teken van berouw. Er beton op storten, van die sneldrogende soort als het kan. Een dikke marmeren steen erbovenop loodsen en de volgende woorden erin graveren: 'Ik kom hier nooit meer terug'.

De was en de plas wordt gedirigeerd door loeiharde nineties dance muziek. Ik dans ongeremd terwijl ik een lading versgewassen handdoeken op het droogrek drapeer. En ik zing luidkeels mee: Take a look and see, the light still shines in me! In mijn gedachten ben ik op een fuif en geef me volledig over aan de nacht. Versier ik mijn man voor de honderdduizendste keer, met het enthousiasme van een pasgeboren nimf. Is it me that you want? Is it really me?

Als de rommel voor even uit mijn huis is verdwenen, zet ik me schrap voor een aantal oefeningen wiskunde. En terwijl de getallen door mijn brein flitsen, slik ik de woorden door die in mijn mond priemen (waar ben ik nu toch mee bezig?). Ik jubel als de uitkomst juist is. Yes! It is still out there! Maar de waarheid wil ik niet onder ogen zien.

Mijn liefde is leven, mijn leven is liefde. Ik gijzel de vlinders in mijn buik. Gedoemd om eeuwig in mij te fladderen. Ik weiger mijn passie ooit in te ruilen voor rust. When I see you, you make me lose all control, like a fire burning deep in my soul.

Ik wil experimenteren. Mezelf heruitvinden. Nieuwe dingen ontdekken. Me niet meer laten meesleuren door kleine zorgen. De routine benevelen met sterrenstof. De dag nooit meer hetzelfde laten zijn zoals de vorige.

Om drie uur slenter ik naar de school van de kindjes. Ik staar naar de hemelse taferelen in de lucht, drink de eerste herfstgeuren en luister naar de geluiden van het platteland. Zodra de kindjes door de schoolpoorten stormen staat 'Janneke sleur' klaar om mijn handen en voeten te ketenen. Maar ik duw hem ruw opzij. Sla HEM voor een keer in de boeien en hang hem vast aan de paal die walgelijk versierd is door Vlaams Belang idioten. Thuis ruil ik mijn schoenen in voor inline skates, dwing mijn lange haar in een paardenstaart en race samen met mijn neefje door de straat. De spierpijn achteraf neem ik er gerust bij. Daarna bereid ik een gezonde maaltijd voor zes personen. Als het kinderlijk geruzie me teveel wordt, organiseer ik een danswedstrijdje. It's my life, my worry!

's Avonds grinnik ik telkens een oranje lichtje op mijn computerscherm flikkert. Ik vind vriendschap in een koude virtuele wereld. Voor de allereerste keer. Never alone. Never alone. You're never alone.

Ik wil de ziekte niet in het gezicht kijken. Want dan weet ik dat het naar mij zal gluren. Me zal pakken op het meest onverwachte moment. In de reflectie van een voorbij rijdende auto. Nu nog niet. Ook morgen niet. Maar de dag komt. Steeds dichter. Bij elke ademhaling. In de tussentijd bespot ik de ziekte met mijn lichtzinnige levensliederen. Come take my hand. I'll show you, I'll guide you. I know this place. It's deep down inside you...

maandag 22 september 2008

Logboek van een klootzak - 1


12u40. Ik sta in de keuken en schiet haar neer.
Mijn koffie is te slap, mijn steak te hard, de groenten flets en de patatten te zout.
Ik veeg de bloedvlekken van mijn ongestreken hemd, krab aan mijn ballen en slurp van mijn lauwe pils.

zondag 7 september 2008

Badra - Deel 2

Jesse’s vingers strelen de afdruk. Maat 44, misschien zelfs 45. Sportschoenen. Ze zet haar blote voet in de afdruk. Maat 37. Ze lijkt zo klein. De dwerg op zoek naar een reus.

Zacht gesnik. Niet uit haar mond. Zij weent enkel inwendig. Voorzichtig beweegt ze zich naar de bron van het eenzame verdriet. Voet voor voet, met de handen voor zich uit. Haar ogen ontwarren uiteindelijk een schim op de golfbreker.

‘Hallo?’ De nacht blijft stil. ‘Wie is er daar?’
‘Niemand.’
‘ Als er niemand is, waarom krijg ik dan antwoord?’
‘Ik ben niemand.’
‘Is niemand dan je naam?’
‘Nee.’

De golfbreker voelt glibberig aan. Ze weet dat haar witte broek het groene sap van de algen zal absorberen, maar toch gaat ze zitten. Naast hem. Dicht. Heel dicht. Ze voelt zijn arm tegen de hare. Hij deinst niet terug. Zij ook niet.

‘Wat doe je hier?’
‘Wat doe jij hier?’
‘ik euh…’ Hoe kan ze dat nu zeggen. Zelfs tegen een vreemde. Al ziet ze hem niet, zijn onbegrip zou in haar ziel knijpen. Ze zwijgt.

‘Zonder hem voel ik me verloren, wil ik verdwijnen en niemand zijn.’
‘Ik ook’, fluistert Jesse zacht.

Minuten tikken weg in het geruis van de zee. Twee schimmen op een golfbreker. Roerloos. Ze vraagt zich af wie hij met ‘hem’ bedoelt. Familie, een vriend, zijn partner? Of misschien ook... Nee, dat kan niet. Of toch?

Ze staren voor zich uit. De hemel is gifzwart. Golven van het donkerste blauw klotsen gretig naast hun lichaam, klaar om hen volledig op te slorpen.

‘Jens.’
‘Jesse.’
Enkele glitters ontsnappen aan de duisternis. Ze ontdekt een sterretje in zijn ogen.

‘Zou hij nog terugkomen?’
‘Ik hoop het.’

Vandaag was het normaal een van de speciale dagen. Het moment waarop hij zichzelf volledig blootgeeft, haar compleet bedwelmd met zijn schoonheid. Ze zou hem Badra noemen en naakt voor hem dansen. Zoals de eerste keer , in Marokko. Hij was al eeuwen bij haar, maar het was op reis dat ze hem pas voor het eerst zag. In zijn volle glorie. Liefde op het 7890ste gezicht. Sindsdien zijn ze onafscheidelijk. Nooit heeft ze behoefte aan anderen. En nu zit ze naast een vreemde, zonder hem.

Het water likt hun benen. Jesse beeft. Jens legt zijn arm over haar schouders. Normaal zou ze het uitschreeuwen en vluchten. Maar in plaats daarvan legt ze haar hoofd op zijn schouders. Zoals vele mensen doen als ze troost zoeken . Ze deelt haar eenzaamheid. Voor het eerst met iemand van haar eigen soort.

Hij streelt haar gezicht. Zijn vingertoppen glijden op haar huid, in haar huid. Ze grijpen haar bij de keel. Ademloos.

De zee omsingelt twee lichamen. De wereld verdwijnt. Zij wordt hem. Hij wordt haar. Maanwezens.

vrijdag 5 september 2008

Badra - Deel 1

Jesse kijkt door het raam. Twijfelt. Loopt naar de andere kant van het huis, naar het grote raam van haar slaapkamer. Niets. Enkel een bed dat haar naam prevelt, maar ze wil niet luisteren. Nu niet. Niet zonder hem. Misschien nooit meer. Moeizaam beklimt ze de trapladder van de zolder en tuurt door een klein raampje gehuld in spinnenwebben. Nog steeds niets.

Rusteloos loopt ze van raam tot raam. Donkere schaduwen grijpen haar arm. Hopeloos richt ze haar blik naar de eens zo blauwe hemel. Hij is weg.
‘Ik kan niet zonder jou.’ ‘Ik heb je nodig.’ Geen antwoord.
Ze grijpt haar rode jas en glipt langs de terrasdeur naar buiten. De nacht is zo anders zonder hem. Zo koel, zo afstandelijk. Een rilling reist via de rug naar haar bloedvaten en bevriest haar hart. Ze stapt, staat niet stil. Gewoon verder gaan. Naar de plaats waar ze hem aanbidt. Niet omkijken.
Hij komt terug. Ze weet het zeker. Hij moet wel. Hij heeft haar geopend. Hij is de enige. Hij schenkt haar levenskracht. Hij kan haar nu niet verlaten. Nee, dat kan hij niet. Dat zal hij niet.

De dijk is verlaten, zoals ze het graag heeft. Geen joelende kinderen, geen mensenmassa gepropt in veel te kleine bikini’s. Alleen zij, het strand en de zee. Maar niet hij.

Muziek vergezelt de wind die haar haren streelt. Enkele noten glijden langs haar oren en weven een bekend deuntje. Als hij er was, dan zou ze zingen. En lachen. Dansen. Zweven. Zichzelf verliezen zonder gevonden te worden.

In de verte hoort ze gelach. Geschater. Dronkenmansliederen. Het bewijs dat het toeristisch seizoen nog niet afgelopen is. Ze haat toeristen. Ze besmeuren de schoonheid van haar wereld. Tot vandaag was ze ook dronken. Ze leefde in een eeuwige roes. Van nacht tot nacht. De minuten aftellen, elke dag opnieuw. Hij kwam nooit te vroeg. Steeds net op tijd. Een zalige opwindende voorspelbaarheid.

Voetsporen bezoedelen het maagdelijk gladgestreken strand. Maar het zijn niet de hare. Ze is niet alleen…

maandag 1 september 2008

Stonegarden


Heb je dat ook? Dat muziek je bij je keel grijpt, je in een hoek ramt en je knock out slaat? ‘Jij in het nu’ sterft en ‘jij in het verleden’ verrijst. Dertien jaar jonger. Heb jij dan ook het gevoel dat je geen kant meer op kan? Dat je alleen getuige kan zijn van jezelf? Dat je niets anders kan dan de spiraal van emoties te ondergaan? Of ben ik de enige sentimentele 'fool' op deze wereld?

Herinneringen zijn het kruit in de kogels die mijn lichaam doorzeven. Elke muzieknoot vormt een geur, een kleur, een woord en schildert het decor waarin ik word opgezogen.

Zondagnamiddag, 13 november 1995. Je stapt met een stoere tred naar de Promenade. Je motorhelm bengelt nonchalant in je hand. Iets verderop staat je motor geparkeerd. Hij maakt zich klaar om je naar de overkant te rijden. Ik lach naar je ogen. Ze lachen terug. Je komt naast me zitten. Je praat over Thanatos, de mythologische personificatie van de dood. En tussen de zinnen in voel ik een epidemie van vlinders in mij geboren worden. Stomweg. Maar ik wil helemaal niet op je verliefd worden. Want ik weet waar het eindigen zal. In die tijd waren wij gewaagd aan elkaar. Twee flierefluiters op zoek naar aandacht en avontuur. Fantastisch als vriend, vernietigend als lief.

We doden de tijd, drinken een mazoutje. Tot wanneer de Cama zijn deuren opent. De Camarque is het keldercafé waar ik een deel van mijn bestaan heb achtergelaten. Vuil, vies en donker voor buitenstaanders. Het was daar altijd nacht. Een cocktail van jongeren en ‘oudere jeugd’ verzamelden zich elk weekend in de Cama als vleermuizen in een grot en gooiden de ketens der alledaagsheid van zich af.

Het uur is aangebroken. We verlaten de zon, dalen af in een uitnodigende duisternis. De luidsprekers schreeuwen metalen nummers. We spelen lieve spelletjes als een onbezorgd verliefd koppeltje. Ik neem je aansteker af, jij kietelt mij en bijt me plagend in de arm. Het is een van die zeldzame gelukkige dagen. Ik denk niet aan morgen, ik kus je gewoon. En jij kust me terug. Tot wanneer de week ons scheidt.

Ik tel de dagen af tot wanneer ik je terugzie. Eindelijk vrijdagavond. Ik storm binnen in de Cama, klaar om me in je armen te storten. Maar jij praat met een ander. Ik weet onmiddellijk dat ik een van de velen voor je zal zijn. Ik ben verdrietig. Jaloers. En boos. Vooral op mezelf. Boos omdat ik het mezelf heb toegelaten om gevoelens voor je te hebben. En jij drinkt die avond. Veel. Te veel. Ik moet vroeg thuis zijn op vrijdagavond. ‘Mag ik je kussen?, vraag jij. ‘Nee.’ Nee!!!!! Dat is mijn laatste woord. En weg ben ik. Diezelfde nacht ben je voorgoed uit mijn leven verdwenen. Het was niet dat ik je niet wou kussen, geloof me. Maar je had me gekwetst. En op zo een moment bouw ik een muur rond mezelf en laat niemand meer binnen, hoe hard je ook op de hemelpoorten klopt.

Nicolas, het spijt me dat het laatste woord niet ja was. Dat ik je niet gekust heb toen het nog kon. Het verleden is geschreven. Niets of niemand kan dat veranderen. Het enige dat kan veranderen is mijn eigen houding tegenover het verleden.

Na al die jaren vervaagt je gezicht. Maar je ogen en glimlach zullen nooit verdwijnen. Ik ben kort maar krachtig verliefd op je geweest. Zoals jij kort maar krachtig hebt geleefd. Je was dood vooraleer mijn verliefdheid kon evolueren. Daardoor is mijn verliefdheid eigenlijk nooit gestorven. Als ik aan je denk, dan voel ik nog steeds die crush van een verloren tiener.

Wat voel je als je pas verliefd bent op een jongen? Je mist hem waanzinnig, verlangt naar hem, wil hem omhelzen, kussen, al is het maar een keer, de laatste keer. Een aantal jaar geleden heb ik je teruggezien in een droom. De setting was natuurlijk een terrasje (je zou nergens anders willen afspreken). Ik was extatisch blij om je te zien. Het was alsof je nooit weg was geweest. Je knuffel brandde door mijn lichaam. Je zei dat alles goed was. En je kuste me als afscheid. De meest echte kus die ik ooit in een droom heb gehad. Ik wou niet meer wakker worden. Maar ik kon niet ontsnappen aan de dagenraad. Sindsdien heb ik je nooit meer teruggezien, hoe hard ik je ook in mijn droom tracht te vinden.

De laatste weken van je leven flirtte je met de dood. Je hebt het lot uitgedaagd en verloren.

Tranen groeperen zich achter mijn oogleden. In formatie. Klaar om aan te vallen. Ik kan ze niet ontkennen noch tegenhouden. Ze rollen over mijn wangen terwijl ik dit schrijf. Hoe kan dat? Na al die tijd? Bijna dertien jaar. The Gathering kan dat. Ik ben weer negentien. En ze zingen voor jou Nicolas. Always there will be the stars, always there be the moon, always there be the rocks. Will I always be alone?






donderdag 14 augustus 2008

Stationsmannetje

Vroeger repteerde ik ze bijna elke dag. De woorden. Trots.

‘Heel lief. Maar ik ben getrouwd en heb twee kinderen.’ Pauze. ‘Vind je me nu nog aantrekkelijk?’ Slik. Stilte. En weg is hij.

Ik heb er eigenlijk nooit bij stilgestaan hoe ik zou reageren als hij werkelijk zou blijven staan. Die kans is toch te verwaarlozen. Een getrouwde vrouw, dat zou hij misschien nog zien zitten. Het maakt het hele gebeuren misschien zelfs spannender. Maar het zijn die kinderen! Kinderen van een andere man. Die zijn net zo aantrekkelijk als de huidplooien van een olifant.

In een ver verleden werd ik wel aangesproken. Maar toen was ik ook op zoek (en veel jonger). Ik straalde het uit. Als een zomerglans. Niet dat ik nu nog echt behoefte heb aan bevestiging. Maar het zou toch leuk zijn om één keer de woorden in de praktijk om te zetten. En dan nog het liefst voor een aanbiddelijke vreemde. Aantrekkingskracht op het eerste gezicht.

Woensdag 13 augustus, 9 u 45. Ik zit op een zwart bankje in de stationshal van Lokeren. Mensen ontvluchten het onzomerse augustusweer en regenen stormsgewijs binnen. Natte voetsporen tekenen tientallen paden op de vloer. Een jongeman neemt schuin over mij plaats. Witte sportgyms bespot door het vieze weer. Lichtbruine broek met 'lots of pockets'. Maagdelijk witte pull met kap en zwarte jas. Verrassend groene ogen en donkerbruin piekjeshaar. Zijn ogen scannen de hal, ontmoeten de mijne, en glippen snel weg in zijn krant. Ik lach in mijn hoofd. Moet me bedwingen. De lach mag niet via mijn lippen ontsnappen. Anders ben ik die schrijvende gekke vrouw, die daar om niets zit te lachen. Totaal geschift. Op een onaantrekkelijke manier.

Ik voel me een gluurder. Op een zalige, onschuldige manier. Ik schat hem een jaar of 23. Jong. Veel te jong voor een ‘ervaren’ vrouw van 32. Sportwereld. Hij leest sportwereld. Voor mij is de sportkatern kattenbakvulling. Hij schuifelt maar de stoel beweegt niet mee. Alles op een openbare plaats dat niet vast is geschroefd wordt gestolen. Ik houd mijn hart vast. Af en toe kijkt hij op, maar als hij voelt dat ik zou durven terugkijken, duikt hij terug in zijn krant. Nu begrijp ik waarom ze dat flut proza ‘stationsromannetjes’ noemen. Voor mijn part mogen ze er nu de ‘ro’ van tussen halen.

Naast mij zit een nog jongere knaap, ijverig aan het sms’en. De manier om onderweg eenzaamheid te doorbreken, de verveling uit te schakelen. De een leest, de andere sms’t en ik schrijf op de oeroude manier. Met pen op papier.

Een bende jengelende kinderen brengt sfeer in de meute mensen die zich ondertussen in de hal heeft geschaard. Hoge stemmetjes wringen zich door de massa. Iedereen is aan het wachten, op de trein of op het werkelijke begin van de zomer. Ik ben, denk ik , de enige die wenst dat de tijd stil stond. Ik wil het moment in mij opzuigen, een mentale foto nemen van een banale setting. Nee, eigenlijk wil ik meer. In mijn bovennatuurlijke fantasieën zet ik effectief de tijd stil. Letterlijk. Mensen worden standbeelden. Regen blijft als een gordijn in de lucht hangen. Alleen ik kan me bewegen in een bevroren wereld. Ik zou tussen de mensen lopen, ze schaamteloos observeren. Veel dichter komen dan de privacyrichtlijnen aangeven. De stilte als een deken op mij laten glijden. En ik zou knielen bij hem. Zijn hand aanraken. Ik zou de kuiltjes in zijn wang strelen. Minutenlang staren in zijn groene ogen zonder rood te worden. Inademen, heel diep. De zuurstof proeven. Heel langzaam uitademen. De wereld ontdooien.

10 u 25. De klok tikt door. Het mannetje in het station leest verder. ‘5 keer geluk gevraagd’ is de krantenkop. Ik moet mijn bus halen. Ik sta op en wring me in mijn natte jas. Het voetbalnieuws verliest even zijn greep. Hij kijkt naar mij. Groen treft blauw. Ik lach naar hem. Spontaan. Breed. Hij twijfelt. Weet niet hoe hij mijn lach moet beantwoorden. Ik geef hem dan ook maar de reactietijd van een sportman. Ik ben al op weg naar een vochtige bestemming. Ik wil me nog omdraaien en zeggen: 'Eén keer geluk hebben is meer dan genoeg'. Maar ik zwijg. In mijn ideale wereld zou hij uit de startblokken schieten en mij achterna rennen. Me inhalen. Me aanspreken. Bedeesd en onbevreesd. En dan zou ik eindelijk de woorden zeggen die in mijn brein beschimmelen: ‘Heel lief. Maar ik ben…’

dinsdag 12 augustus 2008

Zij

Lees eerst 'Hij'

Elke dag zegt ze 'Ik hou van jou.' Ik hou van je. Ik hou van je. Tot dat de woorden als een echo in haar galmen. Veilig. Zijn mond zegt 'Ik hou van je.' Maar zijn ogen zwijgen. En toch kan ze het niet laten. Ze wil bevestiging, al is het nep. De woorden zijn een mantra geworden. Het bezweert de realiteit. Het schenkt haar troost. Zin om door te gaan.

Ze weet het. Nee, eigenlijk 'weet' ze het niet. Ze 'voelt' het. In de kleine dingen. De dingen die ontbreken.

Ze gelooft in de liefde. Een ander soort geloof kan ze zich niet voorstellen. En ze aanbidt hem. Slaafs. Te slaafs. Ze brengt offers maar krijgt er weinig voor terug. Te weinig.


'Schatje, geef me de melk eens door.' Zijn mondhoeken verkrampen, zijn neus steigert. 'Is de melk zuur misschien?' 'Nee.' Zijn arm geeft de melk door, zijn hoofd is ergens anders. Waar weet ze niet. Ze zou er willen inkruipen, zijn gedachten binnenste buiten keren. En terwijl ze daar toch is, zou ze hem willen besmetten. Hem aansteken met haar liefde. Hem vastbinden, bijten, haar genegenheid erin slaan. Haar passie laten uitbarsten. Want dat heeft ze nog. Ergens diep in haar. Het pruttelt. Het borrelt. Wachtend op een vonk. Vuur. Maar ze heeft geen energie meer. Ze heeft al genoeg gestreden in haar leven. Ze wil rust, maar dat vindt ze niet bij hem. Nog niet. Waarschijnlijk nooit. Ze klampt ze zich aan hem vast als een parasiet aan zijn gastheer. Overleven.

Ooit komt er een dag dat hij haar zal verlaten. Ze ontkent het, negeert het, verdringt het in een uithoekje van haar onbewuste. Maar de zon reist elke dag van oost naar west. Ook daar kan ze niet tegenop. 's Nachts knaagt een donkere angst zich via haar ribben een weg naar binnen. Het zwelgt in haar. Laat een holle leegte achter. 's Morgens wil ze wil dat gat vullen. Zo snel mogelijk. Dus start ze maar zoals ze iedere dag start, met haar ritueel. 'Ik hou van je.' Ik hou van je. Ik hou van je. Maar de dag nadert. Ze voelt het. Ze leest het in zijn ogen.

zondag 10 augustus 2008

Hij


Elke dag zegt ze 'Ik hou van jou!'

'Ik ook van jou.' En werkelijk. Hij houdt van haar. Of beter gezegd: hij probeert van haar te houden. Maar ze maakt geen kans.

Er is meer. Er is iets. En het is daar. Ergens. Dat weet hij zeker. Anders zou hij hier niet zijn. Zou hij evengoed kunnen verdwijnen.

Zij brengt hem rust. maar hij wil niet rusten. Nu nog niet. Hij wil eerst strijden, zich overgeven. Hij wil smeken en niet gesmeekt worden. Hij wil springen zonder te landen.

Ik hou van je. Ik hou van je. Het zijn holle woorden geworden. Ze betekenen net zoveel als 'schat, geef eens de melk door.' In relaties, of toch zeker in ZIJN relaties komt er steeds een moment dat deze heilige woorden ping pong balletjes worden. In een spel zonder competitie. Je slaat je balletje over het net en verwacht dat je partner het terugslaat. Gewoon. Omdat het zo hoort. Van de ene naar de andere kant. Ping. 'Ik hou van jou'. Pong. 'Ik hou van je.' Heen en weer. Tot op het moment de bal onaangeraakt de tafel verlaat en tegen de vloer stuitert. Hol. Je wil stoppen, maar je mag niet. Er wordt een opslag van je verwacht. Steeds opnieuw.

Te veel uitgesproken. Ondoordacht. Hij wil de woorden planten, verzorgen, koesteren. Tot ze groeien en worden wat ze horen te zijn. De meest kostbare bloem van zijn wereld. Een bloem die je maar één keer plukken kan. Dus wacht hij. Zoekt hij naar de ene. Ooit zal hij haar vinden. Daar gelooft hij in. Dat is het enige waarin hij gelooft. Ergens. Hij zal het lezen in haar ogen.
In de tussentijd speelt hij het spel mee. Hoe oneerlijk het ook klinkt. Hoe schuldig hij zich ook voelt. Hij geeft de melk door, slaat de bal terug. Hol.

vrijdag 8 augustus 2008

Etmaal

Leeg. Ze voelt niets, denkt niets. Alles vergeten. En haar hoofd was eens zo beladen. Zo vol dat ze haar ogen niet kon sluiten. Lijkt nu een vage herinnering, een ver verleden. Ze wil rust, heerlijk wegglijden in het onbekende. Dat kan ze nu niet. De verantwoordelijkheid roept haar naam. Ze wil het negeren. Maar het heeft geen zin. Dat weet ze maar al te goed.


Eerst wordt er geroepen, dan geschreeuwd. En als laatste volgt de klaagzang die haar humeur openrijt. Zo ver wil ze het niet laten komen. Niet vandaag. Gewoon de dag doorkomen. Meer wenst ze niet. Ontbijt maken, tafel afruimen. Kinderen aankleden en aan het spelen zetten. Routineus een mand vuile was in de versleten wasmachine hijsen. De afwasmachine zacht laten fluisteren terwijl de kinderen hevig fantaseren over dierentuinen en huilende baby's. Te luid. Ze voelt het zo aankomen. Het loopt weer uit de hand. Scheidsrechter spelen. Als een robot. Droge was van de wasdraad plukken en netjes opvouwen. Staren naar het witte blad op haar computerscherm. Bespot worden door het repetitieve cursorgeflikker.


Een woordenwisseling escaleert. Er wordt geslagen, gebeten en verweten. In twee hoekjes van het grote huis staan twee kleine jongentjes. Ze zuigt de stilte in haar longen. Ze geniet. Al is het maar voor even. Een minuut later schrijven de rakkers een nieuw scenario vol opwinding, avontuur en geweld. In zekere zin beschimpen ze haar, doen ze wat zij nu niet kan.


Ze rommelt door haar muziekcollectie en kiest een van haar magische nummers. Geen waterval deze keer. Slechts enkele druppels besprenkelen haar ziel. Net genoeg energie om de planten te begieten en de living te stofzuigen. Ze geeuwt, met de volste overgave. Ze hongert naar vanavond. Dan zal de wereld anders zijn. Ze zal ontwaken. Dan zal ze zijn.


Het begint bij de eerste schemering. Met een tinteling. Net alsof kleine elfjes hun tere vleugels op haar huid spreiden. Maar ze kan zich niet laten meeslepen. Nog niet. Eerst de rol vertolken die de wereld haar heeft toegeschreven. Ze hunkert. Haar bloed vormt zich geleidelijk om tot een zilveren rivier die gretig door haar lichaam stroomt. Haar handen worden terug de hare. Haar benen ontspannen zich. Ze smacht. De nacht sijpelt binnen langs de ramen. Eindelijk. Het is zover. Het ritme van haar hart slaat twee tonen hoger. Dan drie, vier. Bij vijf is de transformatie compleet. Puur zilver. Ze is.


De maan reflecteert haar zijn. Een juweel. Ze schittert. Neuronen flitsen door haar brein en componeren een vuurwerk van woorden. Ze kneedt de woorden tot zinnen. Soms ambachtelijk. Ruwe vormen met een passionele toets. Soms Verfijnd. Afgelijnde kunstwerkjes met goddelijke aspiraties. Maar nooit machinaal. Niet zolang de nacht in haar schijnt. Vol. Tot het ochtendgloren haar verlangen ontbindt en haar wezenloos achterlaat. Leeg.

donderdag 7 augustus 2008

Jij bent


Een vreemde

maar zo akelig bekend

als een déjà vu

op een zilverkleurige morgen


Ik sta stil

verder dan ooit


Je bent dichtbij

niet van hier


Je overstijgt me

maakt me wakker

terwijl ik blijf dromen

Overspoel me

zelfs als ik verdrink


Vrij van begeerte

puur van verlangen

dinsdag 5 augustus 2008

Dagenraad


Kom in mij
Vervul me

Bevrijd mijn huid met elke streling
uit de sluier van schaamte

Omhul me met je lippen
Als een waterval

Bevries mijn ademhaling

Ontvlam mijn levensvuur
in een draaikolk van passie

Glijd in mij
Versmelt met mij
Alsof dag en nacht
voor het eerst
samen zijn

Stroom der waarheid


Vorm het pad der zinnen
geplaveid uit een netwerk van onbezielde letters

Verbind de tekens van het lot
Tot een onverwoestbaar schip

Doorbreek de horizon
Vaar mee op de golven der openbaring


Aanhoor de kreet van het onuitgesprokene

Aanschouw mijn blik verborgen achter het web der mensheid

Bevrijd jezelf
zoals je mij bevrijdt

Alleen
maar toch
samen

zaterdag 2 augustus 2008

Fysica - vraagstuk 2


Hoe kunnen ontelbare

miljarden atomen

schijnbaar lukraak verbonden

zo een geheel vormen

dat de wetten der zwaartekracht

worden getart

telkens de afstand tussen

jou en mij

wordt verslonden?

Fysica - vraagstuk 1


Wat als

tijd

een variabele is

Zou

mijn liefde


dan

een constante zijn?

donderdag 31 juli 2008

Groene zorgen

De wereld oogt zachter, groener en vriendelijker als de zon schijnt. De zonnestralen penetreren je huid als een natuurlijk antidepressivum. Zelfs de meest norse mensen glimlachen, al is het enigszins verkrampt. Het levensritme vertraagt, we krijgen een Zuiderse lay-back mentaliteit. Een terrasje, een frisdrank, likken aan een ijsje, heerlijk keuvelen in de schaduw van een boom. Zo een beetje van: doe ik het deze middag niet, dan doe ik het vanavond wel. Want ja, helemaal 'Zuiders' worden we niet in dit Belgenlandje. Uitstellen tot morgen is een beetje te gewaagd. Alhoewel, als je naar de regeringsperikelen kijkt, dan zou je ander beeld krijgen.

Vandaag klopt de zon overuren, de warmste dag van het jaar. Laat de waterbedeling maar beginnen! Terwijl de zomer een heet verhaal vertelt, zit ik ontspannen in het meest schaduwrijke hoekje van de tuin de Humo te lezen.

Ik recycleer de Humo's van mijn zus. Twee maal gelezen voor hetzelfde geld, als dat nog niet milieubewust is. Guy Mortier is er misschien minder tevreden mee. Natuurlijk ben ik daardoor niet helemaal mee met de actualiteit. Ik hinkel achterop, leef daardoor een klein beetje in het verleden. Het warme weer nodigt me op een cynische wijze uit tot het lezen van een interview met prof. Lovelock. Hij voorspelt een planetair doemscenario dat me ondanks de warmte kippenvel bezorgt. De wereld stevent af op een klimatologische ramp. Dat wist ik al. Maar volgens hem is deze niet meer te stoppen. Hij heeft als eerste de Gaia-hypothese geformuleerd. Het komt er ruwweg op neer dat het leven op aarde zijn ideale levensomstandigheden creëert door de aardse omgeving te beïnvloeden. Hij noemt de wereld, naar de Griekse godin van de aarde, Gaea. Hij ziet de wereld als een ingenieus zelfregulerend systeem. Maar de mens, hoe kan het ook anders, heeft het systeem volledig uit balans gebracht. We zijn parasieten op de huid van moeder natuur en zij zal ons massaal uitroeien. Nature takes revenge. Weg met die parasieten: frontline in het kwadraat.

Of het nu werkelijk zo een vaart zal lopen, dat weet ik niet. Mijn kleinkinderen zullen aan de levende lijve ondervinden of de hypothese van meneer Lovelock klopt. Mijn kleinkinderen, dat is helemaal niet zo lang meer. Help! Wat hebben we gedaan! Ik hoop uit de grond van mijn menselijk hart dat hij ongelijk heeft, toch ben ik intellectueel pessimistisch. Volgens mij zijn we technologisch sneller geëvolueerd dan moreel. De voorbeelden zijn legio. Het journaal, door mij ook wel de 'reality horror show' genoemd, brengt er elke dag uitgebreid verslag van. En weet je wat het ergste is? We worden de schrikwekkende beelden die in de woonkamers worden gekatapulteerd gewoon. Als we de zoveelste zelfmoordaanslag te verwerken krijgen, durven we al eens uit 'verveling' te geeuwen en te zappen naar, ik zeg nu maar iets, Discovery Channel.

Mensen zijn geëvolueerd ten koste van de natuur. Zelden heeft de mens in symbiose met de natuur geleefd. De Native Americans waren in dat opzicht meer 'geavanceerd' dan wij. Maar in onze Westerse ogen waren zij 'primitief'. Wij hadden vuurwapens, zij slechts pijl en boog. Als de wereld werkelijk zo een levend organisme is zoals Lovelock beschrijft, dan zou zij de indiaantjes toch prefereren? Als Gaia kon, zou zij hen wel sparen, maar natuurlijk zijn zij ook al lang niet meer te redden. Een Westerse cycloon heeft door de Indiaanse gebieden geraasd. Sommige stammen (zoals de Navoja-indianen) lijken nog 'Native'. Maar de berg lege flessen waarin alcoholische dranken (lees: vuurwater) schuilde, verraadt de verloren symbiose.

Waarom vernietigen we de brenger der leven? Zijn we dan zo arrogant? Of gewoonweg zelfdestructief? Het morele schoentje wringt zich naar mijn bescheiden mening onder andere bij het concept God. Volgens de creationisten heeft God de wereld en de mens geschapen. Hij heeft de natuur en al zijn wonderen voor de mens geschapen, als een ultiem cadeau. En de mens heeft daar dankbaar maar vooral 'ondankbaar' gebruik van gemaakt. De bomen, planten, dieren, allemaal ten dienste van de mens. Je zou van minder hoogheidswaanzin krijgen. Had God niet beter natuurregels opgelegd? In de tien geboden vind je er al niets van terug. Misschien moet hij maar eens een appendix toevoegen, iets in de trant van: bemin de natuur zoals je naaste. Maar ja, het blijft akelig stil daarboven. Ik had ook niets anders verwacht.

Het bevel: ga en vermenigvuldig u kan je vandaag de dag toch ook niet meer serieus nemen? Zelfs op een pels kunnen zoveel vlooien niet samentroepen. En toch verbieden hoogstaande (omhooggevallen) geestelijken het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Gentlemen, wake up and smell the shit!

De klok tikt alsmaar luider, maar de meesten blijven doof. En we rijden maar lekker door, tot de laatste druppel. We vertrouwen erop dat de wetenschap wel een alternatief zal vinden en ons zal redden van de klimatologische ondergang. We zijn blijkbaar te sterfelijk om aan lange termijn denken te doen. En toch kunnen we ook grootse dingen. We kunnen liefhebben, moedig zijn, en soms zelfs altruïstisch uit de hoek komen. We kunnen...

Een schreeuwend duo doorbreekt de gedachtebubbel. Woorden spatten open en plenzen op mijn ziel. Ward en Dante, twee bijna naakte pummeltjes zoeken afkoeling bij de watervulkaan. 'Zoek dekking,' schreeuwt Ward met volle overgave 'de vulkaan gaat uitbarsten'! Ja jongens, als Lovelock gelijk heeft, dan zullen we zeker dekking moeten zoeken, maar de vraag is of we deze nog zullen vinden...

maandag 28 juli 2008

Ik doe het beter in het Engels

In het Engels lijkt alles beter, hipper en meer eigentijds te klinken. De 'Nederlandsche' taal verliest zijn 'standing'. Is dit een symptoom van de groeiende globalisering?

De Nederlandse taal zit vol anglicismen, of we het nu willen of niet. Sommige termen zijn al zodanig ingeburgerd dat we er niet eens meer bij stilstaan dat we ze hebben geleend uit een andere taal: boiler, keeper, penalty, babysitten, barbecue, beautycase, buggy, detergent, drugs,... We moeten al hard nadenken om een Nederlands alternatief voor deze woorden te vinden. Niemand noemt een 'flatscreen' een 'plat scherm', 'gaming' is niet zomaar 'een spelletje spelen', een 'date' is spannender dan een afspraakje en een 'sweatshirt' draag je toch liever dan een 'transpireerhemd'. Het probleem volgens sommigen is dat we tegenwoordig veel te veel 'vreemd gaan'.

De commerciële sector maakt dankbaar gebruik van anglicismen en is niet bang om nieuwe termen in onze Nederlandse taal te blazen. Een bad en een douche valt tegenwoordig onder de noemer 'Welness'. Uw gewoon wassen, dat kan niet meer. De badkamer wordt een toevluchtsoord na een stressvolle dag op het werk. Natuurlijk is het prijskaartje van de nieuwste badkamermode niet zo 'wel'.

Ook de sportsector maakt gretig gebruik van Engelse termen. Dat hebben ze trouwens altijd al gedaan, alleen komen er steeds nieuwe trendy termen bij. Fietsen wordt 'spinning', touwtje springen wordt coolweg 'robeskipping' en stappen met onnozele stokjes wordt het populaire 'Nordic Walking'. En na het vele sporten spring je in de Welness douche met massagesproeiers, aromatherapie en ingebouwde zonnebank. Als je daar nog niet verfrist en gebruind uitkomt, dan weet ik het ook niet meer.

Engels vakjargon is ook niet meer weg te denken uit de bedrijfswereld. Teambuilding: je in groep belachelijk maken zodat je weet dat je collega's zich even idioot voelen als jezelf. Headhunting: een verbloeming voor het stelen van personeel uit andere bedrijven. ASAP (As Soon As Possible): niets minder dan 'en een beetje rap godverdomste luiwannes!' Personeelswerk valt onder Human resources, een geschiktheidsonderzoek wordt een assessment. Men spreekt over outsourcen, costumer focus en als het allemaal niet meer zo goed gaat maakt men een SWOT-analyse. Ook je beroep klinkt zoveel belangrijker in het Engels. Wie wil er niet liever een sanitair manager zijn in plaats van een ordinaire wc-madam?

Zelfs in de horeca gieten ze Engels water bij de Nederlandse wijn. Binge drinking, alcohol pops en als het allemaal teveel wordt, dan kan je lekker chillen in de lounge gehuld in je truitje uit de eco fashion.

En ja, mea culpa. Ik ben ook schuldig. Guilty by charge! Ik weef Engelse woorden doorheen mijn teksten. Versta me goed, ik doe dat niet met opzet. Ik ben gewoonweg ook een slachtoffer. Gebrainwasht. Geïndoctrineerd door het Amerikaanse mediageweld. Ik 'denk' soms in het Engels (zouden de Amerikanen beter ook wat meer doen). Zeker als ik aan het fantaseren sla. Ik zie je al denken: ja ja. Nee, ik spreek hier niet over seksfantasieën, die spelen zich trouwens af in een meer 'universele' taal. Ik verzin in mijn geest soms hele verhalen, iedere scène minutieus uitgewerkt. En het moet in het Engels, anders komt het voor mij niet geloofwaardig over. Misschien zal ons klein taaltje ooit wel helemaal verdwijnen, als een klein visje opgeslorpt door een haai. En we hebben in het verleden al zo moeten strijden voor het recht tot in het Nederlands spreken, schrijven en studeren. Ik kan begrijpen dat sommige prominente ouderen met bezorgde en afkeurende ogen toekijken. Ik vaar mee met de Engelse taalboot, ik vind het alleen spijtig dat we niet wat meer woorden uit het multiculturele water vissen. Lian? Niçin? (Arabisch en Turks voor 'waarom'). Het zou toch zo leuk en verrijkend zijn. Maar ja, Big Brothers' aanhangers spreken een andere taal. In de tussentijd beste mensen: may God bless you. Of eh: Barak Allah!

dinsdag 3 juni 2008

The big 6 - part two

'Ijsgekoelde coca cola, coca cola ijsgekoeld.' Ik ben uitgeput en prevel mijn pasgeboren mantra (dat is hier dan ook het enige dat geboren wil worden). 'Ijsgekoelde coca cola, coca cola IJSGEKOELD.' In het begin moet mijn man lachen maar ik durf te wedden dat hij na honderd keer innerlijk huilt van ellende. Op dit moment kan het mijn geen bal schelen of het nu Pepsi, River of the real stuff is. Met of zonder suiker, het maakt niet uit. Maar nee ik krijg hier niets, nada, nothing. Nee ik lieg. Ik mag een ijsblokje over mijn droge lippen strelen, maar dat maakt mijn dorst alleen maar erger. Over een tantaluskwelling gesproken. Ik denk dat de goden een moderne versie van een eeuwenoude mythe willen schrijven. Neem hiervoor een vrouw in arbeid, een onverteerde pikante pizza en een baby die het in de buik toch zo gezellig vindt. Ik heb de goden dan ook uitgedaagd. Ik heb het geschenk 'pijn' na enkele uren wijselijk teruggeven. En dat door het heidens middel epidurale verdoving. En hiervoor word ik natuurlijk gestraft. En gij zult nu de dorst voelen van een sterveling verdwaald in de woestijn. De brandende zon roostert mijn vege barenslijf als een snack voor de duivel. En de epidurale verdeelt mijn lichaam dan nog eens in twee helften. De linkerhelft voelt pijn, de rechter niet. Bedankt voor je kosmisch gevoel voor humor! Ik probeer mijn rechterhersenhelft uit te schakelen, maar tevergeefs. Het onbewuste wint altijd.

Tergend langzaam sluipen twaalf lange uren voorbij. Twaalf uur voor 5 centimeter. En wat kan je niet allemaal niet doen op twaalf uur: 3 keer (met tegenzin) je huis kuisen, een achttal films bekijken, 18 keer je lievelingscd beluisteren, 5 driegangenmenu's bereiden en 48 keer seksen. En te weten dat net door de seks alle ellende begonnen is.

Eigenlijk hebben we de zware bevallingen zelf gezocht. We willen beter zijn dan de andere wezens in het dierenrijk. We willen op twee benen lopen zodat we de anderen vanuit de hoogte bekijken. Het bekken heeft zich daarvoor serieus moeten aanpassen. Maar we willen ook steeds slimmer worden, zodat we de anderen kunnen blijven domineren. De hersenen bleven maar groeien en alsook de schedel. En daardoor lieve vrouwen, zijn wij nu de dupe. Ik kan me voorstellen dat vele mannen de barenweeën minimaliseren. Kijk maar naar een koe bijvoorbeeld. Ze bevalt terwijl ze rustig gras blijft eten. Waar klagen die vrouwen toch over? Nonsens. Die kunnen niet eens tegen een beetje pijn.

Het zou toch zo leuk zijn, om voor even, heel even, je pijn op zo een mannelijk exemplaar te kunnen projecteren. Ik verzeker je dat de kick de volgende reeks weeën zal verzachten. En ja, diezelfde stoere mannen, hebben dubbel zoveel kans dat ze flauwvallen bij de aanblik van enkele druppels bloed. En een bevalling is een vieze bedoening. Ongelooflijk wat er daar allemaal beneden uitkomt. Je ziet er gelukkig zelf weinig van. Je 'voelt' het alleen maar stromen. En dat maakt het uiteindelijk nog akeliger. Je kan alleen maar gissen wat het is en hopen dat het geen stoelgang is. Uit zelfbehoud blijf ik liever in het ongewisse. Bij mij moest de gyne ook niet afkomen met een spiegel. 'Kijk eens, het hoofdje'. 'Nee ik wil niet zien hoe uitgerekt mijn 'see you tea' wel is, hoe je me met je mes hebt gemutileerd en hoe misvormd een hoofd wel kan zijn.' Ze vragen ook steeds aan de man om af en toe te piepen. Geen wonder dat ze flauwvallen. Angstaanval: 'Ga ik ooit nog seks kunnen hebben zonder hieraan te denken'. 'Mijn penis is nu zeker te smal.' 'Zal mijn vrouw nog een orgasme kunnen krijgen?' 'Ga IK ooit nog tot een hoogtepunt kunnen komen?' De seksdrive van een man daalt bij iedere kreun af naar het absolute laagtepunt. Slapper kan zijn voortplantingsorgaan niet zijn. Slap en hulpeloos, zichzelf verwijtend ooit zonder voorbehoedsmiddel klaar gekomen te zijn. In een andere context zou het gekreun best wel opwindend zijn. Zeker bij de auditief ingestelde mannen. Maar nu eventjes niet meneer.

De laatste vijf centimeter vergen 'slechts' vijf uur. En het laatste half uur is dan volledig gereserveerd voor het persen. Ik schreeuw het uit. Ik zou nu best wel op vier poten willen lopen. En ik ben ook bereid om wat intelligentie in te ruilen voor een vlottere doorgang. God maak me dom! God ver domme! Op het moment dat ik er helemaal de brui aan wil geven, mag ik stoppen met persen. Een glibberig hoopje leven wordt op mijn buik gelegd. Het is voorbij. Eindelijk.

Precies zes jaar later ligt Ward uitgeput in de zetel te bekomen van zijn vrolijk verjaardagfeestje. Zes uitbundige zesjarigen hebben gedurende zes halve uren het huis op stelten gezet. Ward is sedert de geboorte zo een dikke 60 cm gegroeid. 'Goddank jongen, dat ik je er nu niet meer moet uitpersen', zucht ik terwijl ik gretig van mijn ijsgekoelde coca cola slurp.

zondag 25 mei 2008

The big 6 - part one

Bericht aan alle hoogzwangere vrouwen. Let op wat je de laatste dagen voor je bevalling eet. Je weet nooit wanneer het je laatste maaltijd is. Vermijd pikant of zoutrijk eten! Ik spreek uit dorstige ervaring. Op 24 mei 2002 aten we een lekker vettige afhaalpizza...

25 mei 2008. 'Is het een vliegtuig, is het een vogel?' 'Nee dat is het niet! Het is Ward die ons om zeven uur 's morgens wekt met een vals gezongen lied!' Ik weet zeker dat ieder stel kersverse ouders wordt vervloekt. 'En vanaf nu zal je nooit meer uitslapen! Niet op zondag, niet in de vakantie. En waag het niet de tijd de bedriegen door de kinderen laat in bed te steken. De volgende morgen krijg je toch hetzelfde menu gepresenteerd. En als straf krijg je overdag een extra portie gezeur op je bord.'

Stiekem verlang ik naar het moment dat ik mij kan wreken. Payback will be a mother! Als de pubers diep in de nacht dronken naar hun bed zijn gestrompeld, dan zal ik de volgende ochtend ook eens lekker vals zingen. Maar natuurlijk, eens deze kans zich aanbiedt, dan zal een vroege morgen het minste van mijn zorgen zijn. Meid, zover zijn we nog lang niet. Nu gaan de ruzies nog over afgepakt speelgoed en niet over gestolen liefdes.

24 mei 2002, 23 uur. De pizza heeft verdomd gesmaakt. Mijn buik zit helemaal vol. Dat kan ook moeilijk anders als je negen maand en vier dagen zwanger bent. Ik heb dorst maar drink toch niets (domme ik!). De laatste weken heb ik mezelf de regel opgelegd: na zes uur 's avonds niet meer drinken. En nog moet ik opstaan, toch zo een twee a drie keer per nacht. Waar blijft die pis vandaan komen? Het is me een mysterie. En de wc is maar liefst drie verdiepingen lager. Ik moet wel bekennen dat ik een emmer aan de slaapkamer gezet heb. Maar aangenaam is het niet. Het zit oncomfortabel en met die meloen van een buik geraak ik er nog met moeite af. Ik beklim de trappenberg als een oud vrouwtje. Het bed op de zolderkamer nodigt me uit om te slapen. En God, ik wil slapen. Zo ne keer een uur of vier aan een stuk asjeblieft. Ik heb in weken niet geslapen. Niet op mijn rug, zeker niet op mijn buik (daarvoor zit er een kind in de weg) en op mijn zij lukt ook al bijna niet meer. 23u50, ik sukkel eindelijk in slaap.

25 mei 2002, 0u05. Een dikke kramp reist van mijn buik naar mijn rug en elektrocuteert mijn hersenen. Eén armzalig kwartiertje geslapen, dat is amper een vierde van een uur. Ok, ik ben wakker, maar het zint me niet. Ik ben vijf dagen over tijd en toch valt mijnen Euro niet onmiddellijk. Was dat een wee of heeft de pizza migratieproblemen? Zeven minuten later wordt mijn vermoeden bevestigd. Het is zover, denk ik. Toch nog maar eventjes afwachten vooraleer ik naar het ziekenhuis storm (of in mijn toestand: pikkel). Een warm badje nemen en dan neerploffen voor de tv voor wat afleiding. Maar helaas, we leven nog in het pre-belspelletjestijdperk. Ik kan mijn pijn niet projecteren op zo een tuttebel die meer onzin verkoopt dan dat ze prijzen weggeeft. 'Komaan, idiootjes, wie geeft er mij het antwoord? We zoeken een dier. Komaan, het is echt niet moeilijk. Wie gaat er met de hoofdprijs lopen? 2.000 Euro, denk wat je daar allemaal me kan doen. Ik kan er alvast één borst mee vergroten.' Ze zou er beter haar mond mee laten dichtnaaien. Bij elke wee zou ik de dame uitschelden: jij telefoonhoer met een platte buik, jokkebrok zonder striemen, gecamoufleerde boerentrien zonder gezwollen benen, jij - auw- zwangerloze bedriegster. En ik weet zeker dat de pijn dragelijker zou zijn. Misschien zou ik wel in een vlaag van zwangerschapswaanzin de telefoon ter hand nemen en trachten binnen te raken. Zo zouden we alweer een tiental weeën verder zijn. En wie weet, misschien zou de combinatie van mama- en babybrein wel tot het woord 'melet' komen. Wie kent dat diertje nu niet? Iedereen heeft in zijn vrije tijd toch biologie gestudeerd? Een melet is een ansjovisachtige vis. Hij lag daarnet nog op mijn pizza, zwemt nu olijk in mijn maag, en rispt lekker op. Verdorie, 2.000 Euro is meer dan welkom, maar in 2002 moet ik me tevreden stellen met virtueel bijgewerkte meisjes die met hun kont staan te shaken. Ik zap tussen MTV en TMF (nog geen digitale tv met een tiental muziekzenders). Ik heb het gevoel dat de baby mij intern bewerkt met een mes. Hak, steek, kerf! Dubbelhak en een extra dikke snee. 'Mama ik kom eraan, en je mag me Chuckie noemen'.

Ondertussen, precies zes jaar later. Ward's liedjesrepertoire is beperkt en voorspelbaar. Na megamindy komt K3 (in gezelschap van leeftijdsgenoten ontkent hij er fan van te zijn, want dat is niet meer cool op zijnen leeftijd) en daarna enkele Nederlandstalige klassiekers die Ketnet nieuw leven heeft ingeblazen. 'Kom van dat dak af, ik waarschuw je niet meer. Nee nee nee nee, kom van dat dak af'. 'Ward dat is de laatste keer', keel ik terug. Stilte. Drie seconden, vier seconden. Vijf seconden later neemt Dante de denkbeeldige microfoon in de hand en zingt met een piepstemmetje 'ik hou van je, ik hou van je.' En nog luider en hoger 'ik HOU van je'. 'Geef me een kus'. 'Ja, voor de EERSTE bus', neurie ik deels geërgerd, deels geamuseerd. Neefje Quinten is dan weer gebeten door 'meisjes' van meneer Ramon van het Groenewoud. Net acht en de meisjes maken hem al kapot. Waar gaan we toch naartoe? 'Meisjes, ze komen zelden klaar meneer', zingt hij dan, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Je hebt gelijk jongen. Zeker als manlief nooit samen met jou gaat slapen en als 's morgensvroeg de kinderen een karaokeshow opvoeren...

zaterdag 24 mei 2008

seizoensverwarring

Mei 2007. Een uitstapje naar het verleden dankzij onopgeruimd kladpapier.


De wind schreeuwt “herfst” en doet de frisse jonge blaadjes aan de bomen rillen. Een regentapijt overspoelt de dorre akkers. De natuur hunkerde al dagen naar een sprenkeltje levenswater en heeft meteen een waterval gekregen. Met mijn overjaars fietsje trotseer ik de weergoden om hun kleinste telg van school op te pikken. Omdat goden tegenwoordig schaars zijn heeft mijn kleine Dante een duobaan toegeworpen gekregen: zonnegod en god van de donder. Het zijn dus niet alleen de vrouwen die kunnen multitasken. Ook kleine jongetjes kunnen dat. Ik vraag me af wanneer ze dat talent tijdens het opgroeien verliezen. Misschien ruilen ze het in voor de seksuele drift. Met zo een oerdrift mag je al blij zijn dat je één taak tot een goed einde kan brengen.

Dikke druppels bezetten mijn bril. Mijn zicht vertroebelt alsook mijn gedachten. Ik verlang al terug naar dat lekkere zonnetje, waarschijnlijk het resultaat van de desastreuze opwarming van de aarde, maar niettemin zalig. Een maand lang is er geen spatje regen gevallen en was het zomers warm. Na een week of zo begin je dat weertje echt als vanzelfsprekend te beschouwen. Bij elk ochtendgloren verwacht je een zonnegroet die je dag een vrolijk licht kleurtje schenkt. Nu lijkt dit een ver verleden. Verdorie, waarom is het toch zo dat we steeds alles zo vanzelfsprekend vinden? Waarom kan een koude regendouche ons maar eventjes wakker schudden? Eens de zonnestralen onze huid heeft droog geschenen, zijn we de nattigheid alweer vergeten. We zijn hardleers. We schatten het leven maar naar zijn echte waarde als we geconfronteerd worden met zware tegenvallen. Geen geluk zonder ongeluk. Je wordt niet gelukkig geboren (hoewel er wel sommigen voor het geluk geboren zijn), je leert keer op keer gelukkig te zijn. Een baby zuigt geluk uit het lichamelijke welbevinden. Als volwassene liggen de zaken iets ingewikkelder, tenzij je één van die mannen bent die zijn leven laat dicteren door de seksuele drift (zo van die 'temptation Island' –types). Een zware ziekte leert hoe belangrijk een normaal functionerend lichaam is, het verlies van een geliefde leert hoe belangrijk het is om familie en vrienden te koesteren. Iedereen wil gelukkig zijn, maar het is een eindeloos streven. Steeds moet er een onweersbui om de hoek schuilen die je terug op het juiste pad bliksemt. Zo vergeet ik regelmatig hoe miserabel mijn leven als kind en adolescent was, tot wanneer een nachtmerrie me weer naar de realiteit katapulteert. Dan geniet ik weer voor een tijdje van mijn 'kleine' vrijheden. Heerlijk eten en slapen wanneer ik het wil. Niet meer de luide vernederen moeten doorslikken (enkel nog ijsjes voor de tv). En het belangrijkste: het voornemen dat mijn kinderen nooit zo zullen worden behandeld.

Deze keer is het de zonnegod die mij op school enthousiast verwelkomt. Dante is zo blij dat zijn mama hem ’s middags op school komt halen. Een luxe die zijn broer nooit heeft gehad. Ook hij heeft de waarde van zijn mama pas werkelijk leren kennen op het moment dat hij een aantal uur per dag van mij gescheiden werd. Ik was zijn vanzelfsprekendheid. Sedert hij school loopt kan hij plotseling de passionele drang krijgen om mij een lieve knuffel en kus te geven. Hartverwarmend.

Dantes witte haartjes wapperen vanachter zijn regenkapje. We zingen ‘hoedje van papier’ om het mottig weertje tijdens het fietsen te verzachten (hoewel een hoedje van papier bij zo een weer weinig zou baten). De ijsthee van gisteren moet deze middag wijken voor de warme versie met honing. Boterhammetjes smikkelen, slaapje doen en dan broer Ward van school halen. En nu maar hopen dat straks de zon weer schijnt want dan zou ik er pas echt van genieten...

donderdag 24 april 2008

De ruimtechef

Ook op tweejarige leeftijd heeft Dante me geïnspireerd. Volgend cursiefje is nog maar eens een erebetoon aan mijn innemend, koppig knaapje.

Korstjes Nazareth kaas in een sinaasappeldipsausje, dit staat op Dantes menu als digestief gepresenteerd (Gordon Ramsay en Jamie Oliver kijk maar uit, er is een zware concurrent geboren). Zijn beentjes bengelen vrolijk over het parkbankje, tijdelijk omgetoverd tot een driesterrenrestaurant. Met een chirurgische finesse verwijdert hij het plastieken omhulsel dat bij een eerdere fijnproeverstest als oneetbaar werd gecatalogiseerd. Hij is de chef-kok en de hele wereld is zijn keuken. Dat hij ons als zijn keukenpersoneel beschouwt is dan ook niet zo verwonderlijk. Al blijven we in de schijn leven dat we alle touwtjes in handen hebben, ‘in the end’ blijft hij de enige echte ‘puppetmaster’. Af en toe verlaat hij het meesterlijke plateau en begeeft zich in de dimensie van het plebs. Groenten snijden, de keukenrobot bedienen, frituurvet verversen. Soms weigert hij gewoon die vervelende taken te delegeren. En dat is dan weer bevordelijk voor de productie van stresshormonen. En ik heb potvolkoffie al genoeg van die dingen! Om dan maar te zwijgen over de andere hormonen die op voorspelbare tijden onvoorspelbaar door mijn lijf gieren.

De broodrestjes worden liefdevol aan de eendjes gedoneerd. 'Eendjes eten geven', Dante demonstreert fier één van zijn drie woorden zinnetjes. Een zestal maand geleden was zijn linguïstisch vermogen nog beperkt tot 'kwak kwak'. Tijd om het eten op een natuurlijke wijze te laten zakken is er volgens hem niet. Hij raast langs de paadjes met een energiewaarde van vijf hamburgermenu’s. De vrouwen die calorieën tellen zullen beamen dat dat er ‘gigantisch’ veel zijn. Als onfitte dertiger, die ook regelmatig een hamburgertent leegvreet, is het soms moeilijk om zijn ritme te volgen. Dantes ingebouwd GPS-systeem (wat bij hem staat voor Ghent Playground System) leidt feilloos naar de speeltuin van het Citadelpark. Bij wijze van traditie werkt hij nu ook weer de hele lijst met ‘do not’s’ af. Als een vastzittende klaviertoets blijf ik nee zeggen. Kon ik maar de ijzige kalmte van een computerstem aanhouden. Maar nee, hoe meer ik mezelf moet herhalen, hoe luider het volume wordt en hoe rijker het emotiepalet. Als een doortrapte radar pikt hij mijn timbre op en werpt de woorden met een wijzend vingertje terug in mijn gezicht. Ik zie het beeld dat hij me intelligent voorspiegelt, slik mijn lach door en leid hem gedetermineerd naar de dichtsbijzijnde boom, die nu dienst zal doen als time-out hoekje.

Zoals iedere peuter van twee tast hij zijn grenzen af. Zijn grenzen zijn niet deze van België. Ik zou zelfs stoutmoedig durven zeggen dat hij zich kapitein Kirk waant die de uithoeken van het universum exploreert. To boldly go where no Dante has gone before. En net als die moedige ruimtevaarder komt hij regelmatig oog in oog te staan met gevaarlijke entiteiten: een supergevoelig glaswezen, een glibberig trapbeest of het intergalactische groene afwasmonster. Als ongeruste ouder probeer je alle potentiële boosdoeners te elimineren. Maar helaas, zelfs met een glazen bol kan je niet alle schade voorkomen. Onhandige voetjes die elk een andere kant uitwillen en een onschuldige stoel die stilletjes op een bezoeker wacht, kunnen onvoorbedacht een noodlottig pact met elkaar sluiten. Resultaat: een bloedend tapijt, een ter dood veroordeelde tand en de levensverwachting van een mama die met acht maand is gedaald.

Dante baant zich al snikkend een weg door de zandwoestijn. De zoveelste oorlogswonde wordt verzorgd met een pleister van kusjes. Die stoute schommel toch, zo mijn zoon durven aanvallen. Met een koekje als afleidingsmanoevre loods ik hem in de buggy. De stad roept mijn naam. Eventjes voel ik me weer de tiener die in Gent voor het eerst de zoete smaak van vrijheid proefde, de twintiger die uit de ware liefdesbeker dronk. Ik heb hier mijn ketens afgeworpen, mezelf gevonden en mezelf gegeven. De zonnestralen strelen mijn gedachten terwijl ik blindeloos via de Sint-Kwintensberg naar het stadcentrum glijd. Wat heeft de stad voor Dante in petto? Zal hij hier studeren, werken en verliefd worden? Ik weet het niet, die verdomde glazen bol heeft een stevige burn-out. Ik hou mijn hart al vast als we binnen enkele jaren de vraag stellen: wat wil je worden? Wedden dat hij prompt antwoordt: chef-kok op een ruimteschip.

zondag 20 april 2008

En de koe zegt ‘a wouf joe’

Volgend cursiefje heb ik geschreven ter ere van de eerste verjaardag van mijn jongste zoon. En als bij een wonder heb ik er er de Michel Casteelsprijs, editie 2006, mee gewonnnen.

Een pijnscheut in de onderbuik trompettert als een opdringerige sales manager in mijn verschrompeld brein. Ditmaal niet twee voor de prijs van één (het lijkt wel net omgekeerd). Middernacht. De maan beschimpt mijn eenzame strijd om stil te blijven. Twee uur hou ik het vol om mijn gekreun te dempen in mijn hoofdkussen.

'Pamperie-eh'. De feestelijke ochtendstond heeft iets heel anders dan goud in de mond (of in de luier wel te verstaan). Ons fluvie-dufie–harig monstertje scandeert zijn nieuw woordje met een dodelijk uitgerust temperament. Onbewust grijp ik naar mijn buik als bij een vleesgeworden herinnering. Dantes gekir rukt me uit de werkelijkheid.

Manlief heeft net één REM-fase doorlopen op het moment dat mijn gesmoord gekreun dierlijke vormen begint aan te nemen. Twintig weeën later komen we eindelijk aan in het lijkwitte gebouw der leven en waggelen we naar de kamer die de naakte betekenis van het woord 'arbeid' representeert. Een heugelijke gebeurtenis, een wonderlijke openbaring, my ass. Get this thing out of me! Moederliefde is ver te zoeken op een moment dat weeën van 1000 volt je lichaam elektrocuteren. Mijn voornemen om op een natuurlijke wijze 'te werpen' slinkt met de seconde. Niet dat een ziekenhuisbevalling op zich al enigszins natuurlijk aanvoelt. Een steriele kamer, een naald in de arm en een zetpil in een niet nader te benoemen lichaamopening zijn allesbehalve naturel. En dan slingeren de discussies van op het babyforum terug in mijn geest. De verhitte contra’s tegen de epidurale verdoving sissen als vuurslangen. Mijn vruchtwater druppelt in dikke tranen over mijn benen, dooft het vuur der verwijten en brengt mijn weeën in vijfde versnelling. Maar 'mijn bloem' is gestopt met 'openbloeien'.

'Poesje', fluistert Dante en wijst uitbundig naar alles wat beweegt. Poesje Pepsi (geboren tijdens de coca-cola-crisis) is niet zo tuk op onvoorspelbare (en troonrovende) baby’s. Ze is dan ook meedogenloos verbannen uit het zetelkasteel naar een oubollige mand in de berging. Telkens de bel meer gezelligheid aankondigt, springt grote broer als een opgefokte kangoeroe richting voordeur.

Vijf uur en een epidurale later (het spijt me contra-vrouwen voor mijn Westerse zwakte) blijft mijn opening nog steeds op 7 cm steken. Zelfs een slak zou al duizend maal die drie centimeter overbrugd hebben. Mijn arme wederhelft heeft ondertussen een natuurlijke darmspoeling en twee maaltijden de revue zien passeren en ligt uitgeput in een oncomfortabele zetel. Mijn Dante in spe is een sterrenkijker (misschien wel een even grote dromer als ik) en dat is geen ideale bevallingspositie. De positie die ik moet innemen om de baby alsnog te laten draaien is niet zo galant (op handen en knieën – net als een loopse hond). Maar ja, in tijden van prenatale nood is het schaamtegevoel nergens te vinden.

'Mmmmh', zegt Dante instinctief als hij de kleurrijke taart op tafel ziet verschijnen. Eén kaarsje prijkt fier bovenop een marsepeinen Nijntje en schreeuwt: 'Kijk naar mij, ik ben al een echt persoontje'. Grote broer zingt als een koorknaap zijn versie van happy birthday (in de wei staat en koe en de koe zegt a wouf joe).

Ik gil tijdens het persen als een in de ballen getrapte operazanger. Zelfs met de verdoving heb ik het gevoel dat mijn lichaam zich in tweeën splijt. Mijn geest vraagt de scheiding aan van mijn lichaam (Descartes, aidez moi!) . Is het een goddelijke voorzienigheid dat nieuw leven gepaard gaat met onsterfelijke pijnen? Hebben Goed en Kwaad tijdens een theekransje het op een akkoordje gegooid? Moet je eerst de ultieme pijn beleven om het ultieme geluk te ervaren? Kan je überhaupt gelukkig zijn zonder in de ring der ongeluk te hebben geworsteld? Deze en duizenden andere vragen flitsen mij voorbij. Na een laatste pijnkreet word ik gegrepen door een ongrijpbare angst. Mijn baby beweegt niet en ademt niet. Hij wordt van mijn buik gerukt en ik voel me leeg. Twee minuten later (het leek wel twee uren) hoor ik een zacht gesnik. Mijn Danteke heeft het, ondanks zijn moeilijke start, gehaald.

Om acht uur ’s avonds glijden mijn twee engeltjes naar dromenland. Ik trek me mijmerend terug op ons mini-terras waar het twee uur geleden nog gonsde van de familiale drukte.
Het is de mooiste zomerdag geweest die je in oktober maar wensen kan. In de open hemel brengen de helderste hemelslichamen een ode aan mijn sterrenkijkertje. Een jaar geleden zag hij het levenslicht en hij zal eeuwig licht brengen in mijn leven (zelfs in donkere tijden).

Deze woorden zijn voor jou Dante. Ik zal ze je geruisloos toeschuiven op een moment dat de puberale hormonen je geest domineren. Het zijn mijn eerste zinnen van jouw leven. A wouf joe, euh, ik bedoel 'I love you!''

dinsdag 15 april 2008

Voor Wim Helsen

Ik ben een filosoof
met een minderwaardigheidscomplex

Ik beschouw
zonder te benoemen

Ik word
zonder te zijn

zal ik ooit manifesteren
of ben ik slechts schijn?

vrijdag 4 april 2008

Tienergetuigen van God

Ze zijn bijna nergens welkom en toch blijven ze dwangmatig deurbellen terroriseren: Jehova's getuigen. In ons kleine dorpje is er sprake van een echte Jehovaplaag. Een sprinkhanenplaag is er niets bij vergeleken. Ik vraag me af wat God nog zoal op ons zal afsturen. De dronken voetbalsupportersplaag? De tombolakaartjespest? Ik moet wel eerlijk toegeven: Jehova's getuigen verdienen een medaille voor doorzettingsvermogen. Weinig soldaten springen zo moedig uit de loopgracht. Eigenlijk hebben ze wel veel weg van soldaten. Soldaten van God. In het leger moet je ook doen zonder na te denken. Alles wordt in je plaats gedacht, beslist en gevoeld. Gewapend met de bijbel verkondigen ze steevast hun geloof. Al zeggen ze het niet expliciet, hun motto is kort en bondig samen te vatten: bekeren of verteren. Ja, beste mensen, het klinkt luguber, maar daar komt het uiteindelijk op neer.

Jehova's getuigen geloven dat in 1914 de 'tijd van het einde' begon. Dit is de laatste fase voor het ingrijpen van God met als doel de aarde te zuiveren van alle goddeloosheid. Op een dag zal God een einde maken aan deze wereld, ook wel Armageddon (doet me automatisch aan Bruce Willis en levensbedreigende meteorieten denken) genoemd. Jezus zal dan de beslissende oorlog tegen Satan voeren. Alle personen die God niet gehoorzamen zullen worden vernietigd in die strijd. Satan en zijn demonen zullen voor 1000 jaar worden geketend en het paradijs op aarde zal hersteld worden.

De geschiedenis heeft ons geleerd dat Jehova wel niet zo goed is in timemanagement. Het kan ook niet anders, hij heeft geen vrouw die zijn agenda bijhoudt. Eind de jaren zestig stonden de Wachttorens bol van de artikels die het einde der tijden aankondigden. Volgens hun toenmalige berekeningen zou in de herfst van 1975 de langverwachte duizendjarige regering van Christus starten. Ik heb hier nog ergens een kopie liggen van een befaamde wachttoren (gekregen van mijn lieve schoonopa) die het nakende einde van de wereld over de daken schreeuwt. Toen deze datum zonder meer verstreek werd het geschreeuw gemompel. Ze werden voorzichtiger met hun voorspellingen, want ze wilden de leegloop van hun tempels voorkomen. Toch wagen ze zich nu aan een nieuwe gok: 2034. Nog 26 jaar te gaan! Dat is dus nog zo een 796.891.098 deuren platlopen.

Volgens de getuigen houdt een persoon op te bestaan bij de dood, totdat een (eventuele) wederopstanding de persoon weer tot leven brengt. Ze onderscheiden twee soorten opstanding: een hemelse weggelegd voor 144.000 gezalfde christenen en een aardse voor de rest van de gelovigen. Je moet leven volgens de regels van Jehova, anders krijg je bij het vergaan van de wereld geen plaatsje in het paradijs. Je wordt dan de meststof voor de paradijselijke grond.

Ik ben maar een simpele mens, maar als ik het allemaal goed begrijp hebben goede gelovigen na hun dood nog één leven tegoed. 144.000 uitverkorenen krijgen daarenboven voor maar liefst duizend jaar een plaatsje naast de goddelijke troon. En in de wereld zijn er ongeveer een 7 miljoen getuigen. Oei, dat wordt een probleem. God zal serieuze selectieprocedures moeten organiseren. Zware concurrentie. Er moet toch een interne competitiestrijd woeden? Dat kan toch niet anders? Je zou je ook kunnen afvragen waarom ze maar blijven rekruteren. Tja, omdat hun leer hen dat dicteert zeker. En natuurlijk: het is nog altijd beter één extra leven te hebben dan geen.

Zoals soldaten hebben de getuigen ook een uniform. Je kan je ze gemakkelijk onderscheiden van anderen op straat. Klassieke kledij in sombere tinten, een aktetasje onder de arm met als inhoud een bijbel, de gebruikelijke tijdschriften en een notitieboekje waarin de 'beïnvloedbare' mensen zorgvuldig worden genoteerd. Is het jou ook al opgevallen dat ze altijd op pad zijn bij slecht weer. Natuurlijk, in België is dat nu niet zo uitzonderlijk, maar toch. Het lijkt wel alsof ze bidden om regen en wind, zodat de bewoners medelijden krijgen. Misbruiken ze het weer als een stok tussen de deur? Ik vermoed van wel.

De jonge generatie getuigen valt minder op in het straatbeeld. Je hebt je deur uitnodigend openstaan vooraleer je beseft welk onheil er voor je neus staat. Ik deed deze week mijn deur open voor twee liefelijke jongelingen. Ik dacht dat ze snoepjes zouden verkopen ten voordele van hun dansclub. Het tijdschrift ontwaak! verraadde al snel andere motieven.
'Jullie zijn getuigen van Jehavo?'
'Ja, we willen je iets vertellen over vrouwenrechten'.
Ik vraag me af wat ze hadden verkondigd mocht ik een man zijn.
'Vrouwenrechten, hm. Is het niet zo dat de godsdiensten van het boek vooral mannengodsdiensten zijn? Geschreven, geselecteerd, gecensureerd en het belangrijkste geïnterpreteerd door mannen. Met als gevolg: niet bepaald vrouwvriendelijk.'
'Ja mevrouw er zijn zo van die extremisten en terroristen, maar Jezus was helemaal zo niet.'
Ik vind hun repliek helemaal niet to the point maar weet wel waar ze naar toe willen. Anderen in een slecht daglicht stellen (en ik heb zo een duister vermoeden dat men het over de Islam had), angst voeden en zieltjes sprokkelen. Ik zwijg over het feit dat Jehova's getuigen ook door mannen worden geleid. En die mannen rijden dan nog eens rond in dikke vette auto's betaald met het geld van hun gebrainwashte volgelingen.
Ze vervolgen met een machinaal stemtimbre 'Er is nu veel onheil in de wereld. Dat heeft de mens aan zichzelf te danken. Adam en Eva wilden zelf de kennis van goed en kwaad hebben. En God heeft hen die kans gegeven.'
'En dat hebben ze helemaal verkloot zeker?' denk ik bij mezelf.
'Er komt een moment dat God zal ingrijpen en dan is het voor velen te laat!'
Ze lezen mijn ongeloof in mijn ogen en gooien volgende vraag in mijn gezicht: 'Ben je atheïst of zo?'
Ik word niet graag gelabeld en een vraag die eindigt op 'of zo' vind ik al helemaal onbeleefd. Maar omdat mijn moederhart zacht is besluit ik ze het niet moeilijk te maken en zeg: 'Kijk meisjes, apocalyptische argumenten gaan me niet overtuigen om me bij een bepaalde groep aan te sluiten (zeker niet als ze de rest van de mensheid maar al te graag in stront zien veranderen). Ik heb geen God nodig om het verschil tussen goed en slecht te zien. Ik doe het goede uit mezelf omdat ik kies zo te leven. Mijn waarden en normen hebben misschien wel een religieuze bron, maar ik drink ze uit een seculiere beker. En ik geloof eigenlijk ook dat de mens van nature uit goed is. En onze natuur is evolutionair en niet goddelijk bepaald.' Ik wil er nog ter ere van Hugo Claus uitflappen 'En de wereld zou er veel beter van af zijn zonder godsdiensten en religies', maar ik zwijg. Ik besef dat ik evengoed mijn betoog tegen een muur kan doen. De meisjes hebben nu wel door dat ik niet meer te redden val en bedanken me voor mijn tijd. Ik wil ze vastgrijpen, vastbinden en een ander licht op hun leven werpen. Jonge geesten zijn zo beïnvloedbaar en ik vind het niet eerlijk dat ze blind zijn gemaakt. Maar ben ik dan anders dan hen? Lijd ik dan niet aan hetzelfde reddercomplex? Ik kijk nog eens door het raam en zie ze aanbellen bij de buren. Een winterse bui begeleidt hun volgende prediking. Ik kan het niet laten gooi hen stille woorden na: 'Komaan meisjes, wees nu eens getuige van jullie gezond verstand!'


Mensen zijn sociale wezens, ze willen ergens bijhoren. Een groep op zich is geen probleem. Maar de miserie begint als een groep zich beter waant dan de rest. Sekten misbruiken gretig het woord 'uitverkorenen'. Wie wil er zich niet speciaal voelen? En duizend paradijselijke jaren, wat een mooi vooruitzicht. Je zou voor minder je bezittingen afgeven en je verstand op nul zetten. Maar ja, God is mijn getuige, ik ben geen tiener meer...









maandag 31 maart 2008

De maakbaarheid van geluk - deel 1

In de bibliotheek zag ik deze week tussen de nieuwe aanwinsten een boek pronken met de veelbelovende titel: de maakbaarheid van geluk. Aangezien ik de laatste weken soms het gevoel heb dat ik word meegesleurd in een negatieve spiraal, rits ik het boek mee. Sceptisch maar ook een tikkeltje wanhopig op zoek naar nieuwe invloeden in mijn leven, open ik het eerste hoofdstuk. Een taartdiagram (spijtig genoeg zonder slagroom) brengt de factoren van ons geluk in kaart. De helft van de taart wordt toegeschreven aan een genetisch bepaalde aanleg. Lap, het begint al goed. Als ik een blik werp op het nest waarin ik ben opgegroeid kan ik hoogstwaarschijnlijk besluiten dat ik niet bijster veel geluk heb geërfd. En dat is dan nog licht uitgedrukt. Mijn ouders wonen namelijk in 'huisje niet tevree'. Ik kan me niet herinneren dat ik ze ooit gelukkig heb gezien. Verdorie 50%, beangstigend hoog! Ok, Benik, niet te pessimistisch worden, want dat is nu net hetgeen er genetisch van jou wordt verwacht. Laat je niet evolutionair veroordelen! Velen beweren ook dat de mens van nature uit polygaam is. En tot nu toe heb je het gevecht tegen die primitieve impulsen steeds gewonnen!

En kijk maar eens goed om je heen: je hebt redenen genoeg om gelukkig te zijn. Dus, kom hier met die taart! Ik heb honger. Maar mijn honger wordt niet gestild door het miezerig puntje dat staat voor de levensomstandigheden die het geluk bepalen. Scheisse, dat stukje taart representeert maar een luttele 10%. Ik begin stilaan het gevoel te krijgen dat ik het boek beter op het rek had laten staan. De titel 'de maakbaarheid van een depressie' was voor mij misschien beter geweest! Ik heb zin om het boek onder mijn bed te verbannen, maar de drang om te weten is te groot.

Wat is nu die overige 40%? Aha-erlebnis, bewust gedrag. We hebben 40% manoeuvreerruimte om ons geluksniveau op te krikken door middel van onze dagelijkse gedachten en gedragingen. Goed nieuws voor de genetisch minderbedeelden. Geluk is dan toch een werkwoord. Vele wijzen wisten dit al eeuwenlang. Dus benik, put on your happy face en start to work!

vrijdag 21 maart 2008

Caught between Jesus and kitchen appliances

Het volgende cursiefje heb ik teruggevonden dankzij mijn digitale luiheid. Leve het behoud van de verzonden berichten! Het past bij de tijd van het jaar.

De dag voor Pasen. De dag voordat de verrijzenis van Jezus uitbundig wordt gevierd met een levercrisis inducerende chocoladen oase. Het zoete goud streelt jaarlijks de culinaire zintuigen van menig kind en is een toonaangevend voorbeeld van een gecommercialiseerde Westerse zingeving. Ik vind het verontrustend om op het nieuws te horen dat zo weinig mensen de werkelijke betekenis van Pasen nog kennen. Zelfs als atheïst hoor je toch enige kennis te hebben over de tradities die onze huidige maatschappij hebben gevormd.

Heeft Jezus volgens mij bestaan? Ja. Was hij een charismatische jongeling met een verheven moraliteit? Ik denk van wel. Is hij, na een afschuwelijke marteldood waarin hij de zonden van de mensheid op zich nam, werkelijk verrezen? Daar heeft deze vrouwelijke versie van de ongelovige Thomas het moeilijk mee.

Mijn grootste zorg vandaag had niets te maken met verrijzen, maar eerder met het rijzen van ons toekomstig brood. We hebben net een huis gekocht. Oud en versleten. Een huis dat blijkbaar niemand wou en dat wij een tweede leven willen schenken. En dat zal natuurlijk bloed, zweet, tranen en vooral veel centjes kosten. De keuken gaan we het eerst onder handen nemen. Vandaag hebben we nog maar eens een nederzetting in het land der keukens bezocht. Alhoewel, nederzetting klinkt te pejoratief om het paleis te omschrijven waarin dure luxe als basisbehoefte wordt opgedrongen. Eten op zich is natuurlijk een basisbehoefte. En Jezus wist ook de waarde in te schatten van het samen nuttigen van een maaltijd, zelfs al was het zijn laatste. Maar ik durf te wedden dat zijn brood niet gebakken was in een high tech oven met 1001 voorgeprogrammeerde recepten, een reinigingssysteem met pyrolyse en een strak inoxen design.

Een aantal jaar geleden, nog vóór de definitieve intrede van de Euro, hoorde ik collega’s tijdens de lunchpauze babbelen over de aanschaf van een nieuwe keuken. Toen ze met bedragen vanaf een half tot anderhalf miljoen Belgische frank op de proppen kwamen, smaakte mijn boterhammeke met kaas al veel minder. Ik dacht toen geschokt: ‘wie geeft er nu, in godsnaam, zoveel geld uit aan nen stommen keuken?’ Zo zijn er menselijke exemplaren die zich zodanig door de materiële draaiorgel laten meeslepen dat ze, na de aankoop van hun droomkeuken op krediet, nog net geld over hebben voor boterhammen met confituur (want kaas zal dan ook al te duur zijn). De nieuwe keuken staat daar dan maar te pronken, terwijl de magen verlangend ronken. En over ronkende magen gesproken. Is het überhaupt moreel aanvaardbaar om een keuken van over het miljoen te plaatsen, terwijl een groot percentage van de wereldbevolking ondervoed is? Denken die luxebeesten daar ook aan telkens de steamer een maaltijd aankondigt? Of vormt de vitaminebeschermende stoom ook een rookgordijn rond het geweten? En de meest prangende vraag: wil IK tot die groep behoren?

Ik heb tot nu toe steeds gekookt in hoogbejaarde keukens met ovens die eerder op bordenverwarmers lijken dan op braadautomaten. Ik heb zelfs nog een tijd keukenkasten gehad zonder grepen. En het waren niet van die moderne greeploze kasten. Manlief had het idee om de afbladerende helblauwe kastdeuren te renoveren. Hij heeft zijn pc net lang genoeg verbannen om de deuren te strippen. Toen hij zag dat wat er onder het blauwe school nog erger was, is hij vlug terug naar zijn digitale toevluchtsoord gesurft. Niet bepaald functioneel, deuren openprutsen met een mes of vork.

En nu, vele maaltijden later, kuier ik ook langs de landelijke dure keukenwegen. Laat ik me meeslepen door een verkoper tot een prijzige eindbestemming of zeg ik op tijd ‘stop’?

’s Avonds vlei ik me neer op de sofa met een stapel brochures over de allernieuwste keukentoestellen. Mijn aandacht verslapt als ik de martelkreten hoor op TV. The passion of Christ, een overweldigende verfilming van de kruisiging van Jezus van Nazareth, spat van het beeldscherm. Tranen lijken uit de design kraan van mijn brochure te druppen. Een eindeloos gevoel van ontzag verovert mijn hart. Een man die, zelfs tijdens het ultieme lijden, zijn vijand liefheeft en vergeeft. Dat is voor mij het summum van het morele streven, de kern van het christelijke zijn, gestroopt van institutionele grootmachten en bloederige kruistochten. Een naakte waarheid die vrede had kunnen brengen. Helaas heeft de geschiedenis een ander verhaal geschreven.

In mijn bed sluit ik mijn bloeddoorlopen ogen en laat me meesleuren door de droomgolven waarin Jezus en dure keukentoestellen naadloos aan elkaar worden geregen. En zo buigt mijn geest voor de zoveelste keer een materiële beslissing om tot een morele…