zaterdag 13 december 2008

Het boek - deel 2

De realiteit heeft hem geleerd geen hoge verwachtingen te hebben. Sprookjes zijn voor hem illusies om de massa te bedwelmen in een voortplantingsroes. Ware liefde is een onbereikbaar ideaal. Een evolutionaire leugen.

Waarom streven naar iets dat niet echt is? Iets dat je niet kan aanraken? Hij heeft het nooit gedaan. Tot die ene dag. Die ene zalige rotte dag. De dag waarin alles fout liep. De dag waarin de sleur al tot in zijn neusgaten zat. De dag waarin hij alle energie nodig had om gewoonweg te kunnen ademen.

Juist op die klotedag vond hij het boek. Het boek waar hij al weken op zoek naar was. Als een niet alledaags voorteken. Hij kon niet wachten om het open te slaan en zijn getemperde verwachtingen op de proef te stellen.
De wereld verdween, voor de eerste keer in zijn modaal leventje. Als een glimp van wat komen ging.
Een zachte, zoete geur lokte hem uit het boek, naar een onbestaande werkelijkheid.
Zij. Zij! Meer woorden zijn niet nodig. Want ze zijn ontoereikend. Woorden. Een ballast. Hij wist niet dat het verhevene zo simpel kon zijn.


Maar het is te laat. Zijn koers is al bepaald. Hij heeft zijn gematigde toewijding al jaren geleden wettelijk bezegeld. En hij komt nooit terug op beslissingen.
Dus legt hij elke dag hetzelfde verdomde traject af. Ondraaglijk voorspelbaar.

Hij droomt nooit. De nacht is een zwart gat. Hij heeft enkel onvoldragen fantasieën. Ze sterven vooraleer ze ook maar de kans krijgen om geboren te worden. Foetussen. Wriemelende gedrochten in zijn hart.

Maar die enkele seconden. Die onverklaarbare luttele momenten. Hij mixt ze door het beton van zijn bestaan. Het vormt het fundament van een verlangen. Zijn verlangen. Hoe idioot het voor hem ook klinkt. Zijn verlangen.

Wanneer de maan de duisternis inluidt metselt hij een muur in zijn bed. Rode stenen pulseren in zijn innerlijke naaktheid. Met een onverschrokken charme klautert hij op de muur en ziet haar. Voelt haar. Kort maar eeuwig.

dinsdag 2 december 2008

Het boek - deel 1



Ze weet niet hoelang ze het nog volhoudt. Deze poppenkast. Ze is nochtans bedreven, een passionele theaterschrijver in de kelder van het bestaan. Ze krimpt de hele wereld, wast de dag op 100°C en gebruikt het als decor voor haar zinsbegoocheling. Ze knipt de figuren uit papieren emoties, zet ze netjes op een rij. Ze naait de kostuums uit voorgedrukte hoop. Ze recycleert zinloze woorden en geeft ze betekenis. Een ritueel, haar religie.

De nacht werpt de schaduwen op de muur, als projecties van haarzelf. Degene die ze wil zijn. Het leven dat ze wil leiden. Ze is zo professioneel dat ze haar eigen illusie gelooft. En het ging zo goed. Elke dag opnieuw. Tot die ene dag. Die ene rotte zalige dag.

Hij was daar.
Hij was ‘daar’.
‘Hij’ was daar.

En hij is nog steeds daar, elke dag. Op het moment dat de wereld rondom haar slaapt wekt ze hem tot leven. Ze zet hem neer in de grote stadsbibliotheek. Zijn gezicht verborgen achter een boek. Het boek waar ze al weken op zoek naar is. Hij kijkt op. Ogen waar ze gans haar leven op zoek naar is.

Maar het is te laat. Ze heeft haar leven al gevuld. Niet dat die vulling slecht smaakt. Het is…het is middelmatig. Haar fucking leven is middelmatig. Nep fantastisch.

Ze giet enkele seconden in een vaste toestand. Een sculptuur, zo akelig volmaakt. Ze sterft. En het voelt goed. Veel te goed. Toch wordt ze elke morgen wakker, wordt ze begroet door hetzelfde gezicht, drinkt ze thee uit dezelfde tas en trekt ze dezelfde jas aan. Om 8u05 trekt ze de deur achter zich dicht en tussen 18u00 – 18u30 steekt ze de sleutel in hetzelfde klote sleutelgat.