Heb je dat ook? Dat muziek je bij je keel grijpt, je in een hoek ramt en je knock out slaat? ‘Jij in het nu’ sterft en ‘jij in het verleden’ verrijst. Dertien jaar jonger. Heb jij dan ook het gevoel dat je geen kant meer op kan? Dat je alleen getuige kan zijn van jezelf? Dat je niets anders kan dan de spiraal van emoties te ondergaan? Of ben ik de enige sentimentele 'fool' op deze wereld?
Herinneringen zijn het kruit in de kogels die mijn lichaam doorzeven. Elke muzieknoot vormt een geur, een kleur, een woord en schildert het decor waarin ik word opgezogen.
Zondagnamiddag, 13 november 1995. Je stapt met een stoere tred naar de Promenade. Je motorhelm bengelt nonchalant in je hand. Iets verderop staat je motor geparkeerd. Hij maakt zich klaar om je naar de overkant te rijden. Ik lach naar je ogen. Ze lachen terug. Je komt naast me zitten. Je praat over Thanatos, de mythologische personificatie van de dood. En tussen de zinnen in voel ik een epidemie van vlinders in mij geboren worden. Stomweg. Maar ik wil helemaal niet op je verliefd worden. Want ik weet waar het eindigen zal. In die tijd waren wij gewaagd aan elkaar. Twee flierefluiters op zoek naar aandacht en avontuur. Fantastisch als vriend, vernietigend als lief.
We doden de tijd, drinken een mazoutje. Tot wanneer de Cama zijn deuren opent. De Camarque is het keldercafĂ© waar ik een deel van mijn bestaan heb achtergelaten. Vuil, vies en donker voor buitenstaanders. Het was daar altijd nacht. Een cocktail van jongeren en ‘oudere jeugd’ verzamelden zich elk weekend in de Cama als vleermuizen in een grot en gooiden de ketens der alledaagsheid van zich af.
Het uur is aangebroken. We verlaten de zon, dalen af in een uitnodigende duisternis. De luidsprekers schreeuwen metalen nummers. We spelen lieve spelletjes als een onbezorgd verliefd koppeltje. Ik neem je aansteker af, jij kietelt mij en bijt me plagend in de arm. Het is een van die zeldzame gelukkige dagen. Ik denk niet aan morgen, ik kus je gewoon. En jij kust me terug. Tot wanneer de week ons scheidt.
Ik tel de dagen af tot wanneer ik je terugzie. Eindelijk vrijdagavond. Ik storm binnen in de Cama, klaar om me in je armen te storten. Maar jij praat met een ander. Ik weet onmiddellijk dat ik een van de velen voor je zal zijn. Ik ben verdrietig. Jaloers. En boos. Vooral op mezelf. Boos omdat ik het mezelf heb toegelaten om gevoelens voor je te hebben. En jij drinkt die avond. Veel. Te veel. Ik moet vroeg thuis zijn op vrijdagavond. ‘Mag ik je kussen?, vraag jij. ‘Nee.’ Nee!!!!! Dat is mijn laatste woord. En weg ben ik. Diezelfde nacht ben je voorgoed uit mijn leven verdwenen. Het was niet dat ik je niet wou kussen, geloof me. Maar je had me gekwetst. En op zo een moment bouw ik een muur rond mezelf en laat niemand meer binnen, hoe hard je ook op de hemelpoorten klopt.
Nicolas, het spijt me dat het laatste woord niet ja was. Dat ik je niet gekust heb toen het nog kon. Het verleden is geschreven. Niets of niemand kan dat veranderen. Het enige dat kan veranderen is mijn eigen houding tegenover het verleden.
Na al die jaren vervaagt je gezicht. Maar je ogen en glimlach zullen nooit verdwijnen. Ik ben kort maar krachtig verliefd op je geweest. Zoals jij kort maar krachtig hebt geleefd. Je was dood vooraleer mijn verliefdheid kon evolueren. Daardoor is mijn verliefdheid eigenlijk nooit gestorven. Als ik aan je denk, dan voel ik nog steeds die crush van een verloren tiener.
Wat voel je als je pas verliefd bent op een jongen? Je mist hem waanzinnig, verlangt naar hem, wil hem omhelzen, kussen, al is het maar een keer, de laatste keer. Een aantal jaar geleden heb ik je teruggezien in een droom. De setting was natuurlijk een terrasje (je zou nergens anders willen afspreken). Ik was extatisch blij om je te zien. Het was alsof je nooit weg was geweest. Je knuffel brandde door mijn lichaam. Je zei dat alles goed was. En je kuste me als afscheid. De meest echte kus die ik ooit in een droom heb gehad. Ik wou niet meer wakker worden. Maar ik kon niet ontsnappen aan de dagenraad. Sindsdien heb ik je nooit meer teruggezien, hoe hard ik je ook in mijn droom tracht te vinden.
De laatste weken van je leven flirtte je met de dood. Je hebt het lot uitgedaagd en verloren.
Tranen groeperen zich achter mijn oogleden. In formatie. Klaar om aan te vallen. Ik kan ze niet ontkennen noch tegenhouden. Ze rollen over mijn wangen terwijl ik dit schrijf. Hoe kan dat? Na al die tijd? Bijna dertien jaar. The Gathering kan dat. Ik ben weer negentien. En ze zingen voor jou Nicolas. Always there will be the stars, always there be the moon, always there be the rocks. Will I always be alone?